Maand: november 2013 (Page 3 of 4)

mske heeft vorige vrijdag nogal een flater geslagen bij het vriendje van Nichtje. Ze noemde hem Geert en hij heet helemaal niet Geert.
Natuurlijk denkt dat jonge soort dan dat tante toch al dement wordt.
mske vertelde het ’s avonds aan Broer, die er heel hard moest om lachen. Maar later, in het gesprek, zei hij ook Geert. “Oei!” zei hij “nu noem ik hem ook al Geert”.
mske heeft weer wat in gang gezet.

Vorig jaar had Sinterklaas hier zo bij het speelgoed en het snoepgoed nog wat ander spul gebracht waaronder een doorzichtig plastic kokertje met felgekleurde elastiekjes in.
mske had gezegd: “om de hoop groter te maken”.
Zegt Amke, terwijl ze mske strak aankijkt met een blik van je-weet-wel-wat-ik-bedoel”: “oma, als je Sinterklaas nog eens ziet, wil je hem dan eens zeggen dat onze elastiekjes op zijn”.


Het volgende heb ik ooit één keer verteld. Ik heb er een verkeerde reactie op gekregen, dus heb ik nu de reacties uitgeschakeld, enkel en alleen voor deze post. Dit bericht vertelt enkel iets en is niet voor interactie bedoeld.
Het is geen zielig verhaal, al kan het misschien zo wel lijken.
Er was ooit eens een heel klein meisje dat telkens met veel vragen en stil verdriet haar bed introk tot ze op zekere dag een aanwezigheid voelde die troostte. En telkens het kleine meisje zich gekwetst voelde was er die troost die ’s avonds op haar wachtte.
Had ze vragen, kreeg ze antwoord. Niet dat er woordelijk werd geantwoord, niet dat ze stemmen hoorde. Maar het antwoord dook altijd hier of daar per toeval op. Vele antwoorden vond ze in boeken die ze las.
Zo ging dat jaren en jaren door.
Ze heeft dus altijd sterk geloofd in het bestaan van iets hoger. Tot ze dus het verhaal vertelde en iemand zei dat dat een hersencel van haarzelf was. Dat heeft ze weggewuifd als nonsens. Want dat zou willen zeggen dat zijzelf alle kracht in zich had gehad om al die dingen te relativeren en te boven te komen.
Ik realiseer me dat het weg is. Ik heb gewoon het gevoel er alleen voor te staan, waarmee ik niet Luc of andere medemensen bedoel maar gewoon het gevoel van die aanwezigheid. Wanneer dat verdween? Ik weet het niet. Gedeeltelijk toen Zoneke kanker kreeg maar ook toen Max stierf.
Nu vraag ik me af of het geen afweersysteem is dat in werking schiet als je met zaken te maken krijgt die ogenschijnlijk boven je vermogen liggen en dan vind ik het unfair om dat zomaar aan te nemen ingeval er nu toch iets hoger zou bestaan. Ik ga niet zover dat ik zeg dat het niet bestaat, maar ik ben niet meer zo zeker dat het wel bestaat. Ik twijfel dus. Zoals de meesten waarschijnlijk.
Ik weet nu wel dat ik de situaties zelf kan oplossen en rechtzetten. Ik weet nu ook wel dat ik de vorige jaren steeds heb gedacht dat ik de miserie van een ander bij kon nemen omdat ik toch zo sterk ben, maar toch is er een overblijfsel. Ik leef constant met stress, zelfs als alles goed gaat. Die stress raak ik nooit meer kwijt.
Wat ik blijkbaar ook nog moet aanpassen aan mezelf is het schuldgevoel dat ik heb als ik niet werk als ik werk heb en dat terwijl Luc gewoon TV zit te kijken. Mijn verstand zegt dat ik gek ben, mijn gevoel houdt vast aan dat ingeprente dat elk plezante ogenblik dat ik heb pure verspilling van tijd is.
Ik heb het verwerkt, zij doet me niks meer. Het blog zit daar voor een groot deel voor iets tussen. Het wordt dus hoog tijd dat ik die kantlijn eens ga uitmesten. Ik was er al mee begonnen voor ze stierf maar dan om andere redenen.
Het volgend bericht is dus een ode aan dat iets, dat misschien ikzelf wel ben. De lezers zullen niet begrijpen wat het betekent. Ik wel.

Op 25 november zouden de vijf jaar om zijn zodoende mochten Slow en mske al op 21 oktober naar het stadhuis om nieuwe ID-kaarten aan te vragen.
Het is van moetens en toch mag je er voor betalen. Voor de pasfoto’s trouwens ook nog.
Nu gingen Slow en mske deze week hun nieuwe ID-kaarten halen en mske is er vreed blij mee.
De vorige vijf jaar heeft ze rond gelopen met een affreus geval waar beter “opsporing verzocht” had onder gestaan een waar ze zich voor schaamde als ze die moest tonen. En toen gingen ook nog alle instanties met die foto op de proppen komen, tot zelfs bij de bloedgevers toe.
Nu heeft ze een ID-kaart met een normale lelijke foto en daar kan ze mee leven.

Soms rammelden stormen zo hard met ons oude huis dat Slow en mske in hun bed leken te wiegen. Soms knokten winden zo hard tegen de gevels dat mske ook het gevoel had dat het huis bewoog. Maar het huis hield stand.
Met die storm van vorige week maandag waren Slow en mske er niet. Ze waren die morgen vertrokken voor een ganse week.
“Durf je wedden dat deze keer …” zei mske.
Vorige maandag kwamen ze terug. Slow bukte zich toen de belbus de straat in reed. “Stop daarmee” zei mske. “Er liggen pannen los” zei Slow “een heel gat in het dak”.
“Wat gaan we nu doen?” vroeg Slow, maar omwille van andere dingen die waren gebeurd, stond mskes hoofd niet echt naar dakpannen en gaten in het dak.
Dinsdag morgen stond ze op en zei dat ze de verzekering zou bellen. “Maar neen” zei Slow “die pannen leg ik zelf wel goed … als er tenminste geen een naar beneden begint te rijzen en de straat op kiepert”. mske had er geen goed oog in.
Gisterennamiddag toog hij naar boven. Nu ja, hij kon die natuurlijk van op zolder terug leggen, ons dak is enkel ons dak en heeft nog geen onderdak. Na wat gestommel kwam hij terug. “Zo” zei hij “die liggen”. Er waren er enkel twee de hort op gegaan maar die liggen nu in de dakgoot. Hopelijk gaan ze daar nu geen verstopping veroorzaken. Hopelijk kunnen die daar nu efkes blijven liggen tot een windvrije dag en hopelijk passeert er hier dan net een lange ladder.


Wie nu denkt dat dat toch een astrante titel is, moet maar efkes met mske gaan klappen. Zij zei dat namelijk zo.
Ze waren gisteren op de trein gestapt en voor één keer stond mske als eerste voor de deur. Dus liet mske de afstappenden rustig afstappen, maar ze was dan wel de eerste van de opstappenden. Ze reed haar koffer in een coupeetje, de andere zeteltjes stonden allemaal per twee, toen een dame met een rode omslagdoek over een geruit rood vestje en een donkerblauw hesje en een witte bloes, zowat Engels schooluniformachtig, ineens ook poot in die coupé zette.
mske trok de koffer dichter bij zich en keek om naar Slow. Daar kwam hij. Het vrouwspersoon repte zich weg, gooide haar rode vod op een zetel, haar medereizigster pootte haar koffer naast het rode vod en beiden gingen ze aan de overkant van de gang twee zeteltjes innemen. mske hoorde de ene nogal smalend tegen de andere zeggen dat de zetels precies geprivatiseerd waren. mske wist zeker dat het over haar en Slow ging.
Nu hadden ze beide zetels tegenover hen wel leeg. mskes koffer stond op de grond, Slow liet zijn reiszak in het gangpad. Er kon dus nog gezeten worden. In de andere coupé zaten een man en een vrouw rechtover elkaar, ze hadden elk een kleine rugzak op de zetel naast zich staan. Ze namen dus vier plaatsen in, net zoals beide dames zélf.
De ganse tijd keken die echter met giftige blikken naar Slow en mske. Toen de trein bij de eerstvolgende halte stopte, stonden ze op, lieten hun rommeltje op de beide zetels liggen en gingen achter Slow en mske zitten, zodat ze vooruit reden. Nu was ineens Slow’s reistas oorzaak van hun wrevel. Ze vonden het niet kunnen dat die in hùn weg dierf te staan.
Weer een halte verder stapten er meer mensen op en ging die ene hun tassen en het vod halen. Zo net toen het vrouwspersoon naast die reistas was klopte ze haar koffer met geweld op die van Slow, waarbij ze nogal luid te kennen gaf dat die reistas wel eens weggenomen mocht worden.
Waarom andere reizigers daar geen problemen mee hadden? Nu ja, die reistas nam niet de ganse breedte in beslag hé. Andere reizigers stapten er gewoon naast.
Op het ogenblik dat het Slow wat te veel werd heeft mske hem een elleboogstoot gegeven. Het sop was de kool niet waard. Maar stel dat daar ook een laptop had ingezeten? Wat dan?
mske wéét wel waarom die twee boos waren. Het ging er om dat zij, mske, sneller was geweest en het betere plaatsje had genomen dat madam met het rode vaan zélf had willen hebben met haar compagnon. Dàt en niets anders, was de rede.
Ze kwamen bij hun bestemming, eindstation van die trein, Slow nam zijn tas en reed ze naar de deur, mske volgde en hoorde de zwart geklede nog net: “tsjonge jonge jonge” zeggen terwijl het tweetal omkeek en met giftige blikken, de zich van geen kwaad bewuste, Slow nakeek.
En toen dacht mske: “arrogante wijven”, want van Slow moeten ze afblijven, ook al kunnen blikken niet doden.
Sjonge jonge jonge!