Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Maand: september 2015 (Page 3 of 3)

De oversteek

Het zit er dus weer op. Eigenlijk moet ik zeggen: “het zat er dus weer op” want we kwamen al op 17 augustus thuis.

We vertrokken in Gillingham na een English Breakfast. We waren op tijd voor de gereserveerde ferry. We verdronken het gewonnen uur. We zetten voet -en wiel- op vaste grond en reden rechts.

Blij dat we thuis waren? Sloef wel ja!

Medway River

Omdat ik er niet van houd om stresssituaties te scheppen, bleven we nog een nacht langer. Stel je voor dat we een eventueel gereserveerde ferry zouden missen. We verbleven in Gillingham aan de Medway River.

Die avond wilden we nog even naar die rivier, maar mensen, zo breed als die is, is die best goed verstopt. We geraakten er gewoon niet -volgens mij zaten we ergens bij een werf- tot een vriendelijke man ons even de weg vertelde. Hij vertelde ons ook nog -op echte gidsmanier- dat er schepen lagen. Drie schepen. Die vonden we.

Maar wandelen langs die rivier, dat lukte niet echt. Na over een woonerf te zijn gelopen kwamen we aan een jachthaventje.

En daarna moesten we weer tussen werven door en dat hebben we niet gedaan. Neen, we hebben ons ter compensatie maar getrakteerd op een etentje in het restaurant.

Sherwood Forest

Vorig jaar had ik al willen stoppen in Nottingham om even Sherwood Forest aan te doen. De reden waarom zou ik niet kunnen geven. Het was eerder Zoneke die als kind begeesterd was door de legende, niet ik. Maar toch, ik vond het een uitgelezen plaats om de benen eens te strekken en had en wandeling gevonden van 8km. Dat we er tien deden komt door de extra lus die we er nog bij deden.

We waren de avond ervoor in Nottingham gestopt en waren lam en lui op ons bed blijven zitten nadat we eerst nog wat inkopen hadden gedaan bij een plaatselijk supermarktje. Waarom we niet naar Nottingham gingen? De tram reed haast naast het hotel. Gewoon, omdat we niet zo gek zijn op huizen kijken, zelfs niet naar huizen met een verleden of een verhaal. Je vindt ons niet vaak in steden, behalve voor de evenementen natuurlijk.

We hadden even overwogen om die wandeling die late namiddag nog te maken, maar om in onbekend bos te gaan dwalen tegen een tijd dat het hier al duistert leek ons ook geen al te best idee. En de volgende dag hadden we toch, behalve die wandeling en het rijden naar onze laatste stopplaats voor het inschepen, niets gepland. We hielden ons maar aan de planning.

Maar we wilden die wandeling toch wel vroeg aanvangen, dus stonden we al om iets na achten op de parking van het Sherwood Forest Visitor Centre. Op zondag moest je niet betalen, dus stopte ik mijn nikkel maar terug weg. De parking was leeg, het Visitor Centre -nog- dicht.

Het pad leidde ons naar de Major Oak. De boom is enorm maar wordt volledig ondersteund. Er hangt een bord met de vraag om te stemmen zodat die Major Oak boom van het jaar zou worden. Ik fronste net niet. Arme stakker van een boom.

Er stonden wel meer stakkers van bomen in het woud. Sommigen werden zelfs bijeengehouden met rubberbanden of ijzerbeslag. Ik had gewoon de indruk dat ze die oude bomen willen houden omwille van een vastklampen aan iets dat voorbij is maar dat nog steeds volk lokt. Want dat deed het uiteindelijk. Massa’s volk.

Het was er echter aangenaam wandelen, dat kwam dan ook grotendeels omdat wij zo vroeg waren en het bos zo goed als voor ons alleen hadden.

Toen we terug aan het Sherwood Visitor Centre kwamen was het er druk, te druk en toen was de massale intocht nog volop bezig.

Ik wou een biertje drinken, maar dat moest dan wel binnen, want met alcohol mocht je niet op de open veranda zitten. Na een wandeling van 10km had ik echt geen zin om binnen te zitten en wandelden we al snel naar de auto die nu niet meer alleen op die parking stond. Neen die parking stond nu afgeladen vol.

Een toeristische attractie tot en met! Gelukkig -voor ons- waren we er die morgen vroeg aan begonnen.

Terugkeer naar Whitley Bay

Vorig jaar waren we al eens in Whitley Bay, ik had het toen over “de teloorgang”. Eens thuis had Luc zich toen beklaagd dat hij de tekst van Marc Knopfler niet volledig gefilmd had en dat we toch niet naar dat vuurtorentje gewandeld waren

Bij de plannen van dit jaar zat dus een terugkeer naar Whitley Bay inbegrepen. En daar was ik, eens we daar waren, erg blij om geweest.

Whitley Bay heeft het probleem aangepakt. Toen ik er boekte, stond er bij de meeste hotels vermeld dat ze geen groepen voor stag en hen parties meer binnen pakten.

Het stadje op zich zag er minder troosteloos uit en er waren werken aan de gang. Ook niet je dat natuurlijk, maar zelfs dat was op zich al mooier dan vorig jaar.

Enkel het parkeren … geen sinecure. Auto’s aan beide zijden van de straat en dan kan je enkel hopen dat je geen tegenligger ziet komen. Bij andere straten staat dan weer uitdrukkelijk vermeld dat er parkeren enkel voor bewoners is weggelegd.

En de vuurtoren? Wel die staat iets verder dan de foto’s lieten vermoeden. Het werd een mooie ochtendwandeling, tijdstip dat we hadden gekozen omdat we er absoluut naartoe wilden als het eb was. Waarom? Omdat hij bij vloed niet bereikbaar is. Nu ja, het is niet echt een reusachtig groot stuk dat er tussen vasteland (op een eiland) en de vuurtoren onder water komt te liggen, maar je voeten hou je sowieso niet droog en je broek misschien ook niet.

En wat zagen we daar? Na onze vergeefse poging van vorig jaar om zeehonden te kijken op Arran, kregen we nu een dubbele portie! Eerst die grote groep op Arran en nu hier, op St. Mary’s Island in Whitley Bay. Ze waren eerst met vier, daarna kwam er een vijfde bij.

En toen raakte ik aan de praat met iemand van de vuurtoren zelf, over de zeehonden. Wat een enthousiaste vertelster! Het betrof hier een jongere groep zeehonden, die van Arran waren volwassener, wist ze te zeggen.

En hier was er dus wel bewaking omdat mensen er te kort bij trachtten te komen. Whitley Bay is nu eenmaal meer op toerisme gericht.

Zoals gezegd, ik was blij dat we er terug waren. Nu kunnen we dat hoofdstuk afsluiten zonder dat er telkens gedacht wordt: “we hadden moeten …”

Maar zeg nooit nooit!

Overbrugd

Ribblehead Viaduct en omgeving vond ik per toeval zoals gezegd. Maar het was niet de enige bestemming die ik op een eigenaardige manier koos. Er kwam nog meer.

Dit keer was het een artikel in Metro. De titel luidde: “Mysterie in Schotland: waarom sprongen 600 honden van deze brug1. En dat precies op een tijdstip dat ik zou beginnen met het plannen van de vakantie. Neem dan die waargenomen geest er nog bij en ik besloot Lady Overtoun met een bezoekje te vereren. “Als het niet te ver om is” zei ik tegen Luc.

Ik zocht het nodige op en vond een -mogelijk plausibele- uitleg. Minks!2

En zodoende reden we in Ardrossan van de boot en reden richting noorden. Onze gps echter vond de juiste postcode niet waardoor we in Dumbarton uit kwamen. En toen begon Lady Overtoun het zat te worden, denk ik.

De eerste twee aan wie we de weg vroegen kenden noch Overtoun House noch brug. Toen de tweede ons zelfs de weg terug naar Erskine Bridge wees, voelde ik al met mijn ellebogen dat ze gewoon niet gestoord wou worden door lastige vragenstellers.

De derde, jà die keek werkelijk heel erg geschrokken, die kende het wel, maar hoe je er moest komen, dat was wat anders. Na een omslachtig verhaal over de brug van het station en de heuvels in, reden Luc en ik maar na de brug van het station de eerste links. Die weg ging tenminste richting heuvels. En wat zagen wij daar zomaar staan. Een wegwijzer verdorie! “Overtoun House footpath” zei die wegwijzer.

We parkeerden de auto, trokken onze wandelbottinnen aan en volgden de aangewezen richting. En daar stond hij weer, hij wees ons de druk bereden weg over, een steil oplopende straat op. Ik vroeg de vrouw, die samen met ons zou oversteken of dat wel de goeie weg naar Overtoun House was. En ja, weer die geschrokken blik. Mja, dat was het wel, maar, of we die nu zouden nemen … Maar toen ze zag dat we toch aanstalten maakten, zei ze snel dat er een andere was. Even die drukke weg volgen en dan, ja dan zouden we het daar rechts wel vinden.

Nogal raar allemaal, dat vond ik er van.

En inderdaad, daar rechts was een groot ijzeren hek waar op gemeld stond: “Overtoun Estate”. Even nalezen leerde ons dat we er wel degelijk door mochten en dat deden we. Er stond weer een wegwijzer die ons vertelde dat Overtoun House 1.8 mile verder was. We volgden de oplopende gemacadamiseerde weg, tot aan een nieuwe wegwijzer die ons het bos in leidde, steile trappen af en steile trappen op, om weer op de oplopende gemacadamiseerde weg uit te komen. Wat een klucht!

Andere wandelaars en joggers en honden -jawel loslopend- vonden dat blijkbaar niet, waarschijnlijk kenden ze de omgeving en bleven dus uit die bossen.

En toen werd het plat en zagen we de brug voor ons liggen met Overtoun House daarachter. Net zoals ik had gedacht, een mooie brug.

(Lees verder onder de foto)

En aan de andere kant hetzelfde.

(Lees verder onder de foto)

We daalden die helling niet af, er stond trouwens een draad voor gespannen en bovendien hadden we geen zin om tussen al die wildgroei te struikelen en naar beneden te rollen, de honden achterna. We hadden de foto van het artikel toch.

Het huis? Eerst dacht ik dat er een restaurant in gevestigd was, maar toen we dichter kwamen zagen we dat het een soort tearoom was. En wat meer was, we waren net op tijd om niet te laat te zijn. Het was twintig voor vier en om vier uur sloten ze de deuren. Dus zijn we een snel ijsje gaan eten.

(Lees verder onder de foto)

Natuurlijk moesten we een ijsje gaan eten. Hoe zouden we anders meer te weten komen over die honden. Het meisje was nog erg jong en spraakzaam. Ik kan enkel herhalen wat zij vertelde. En dat ging als volgt:

Dat het bizar was, dat ze Overtoun House niet kenden in Dumbarton, want ooit was het een kinderziekenhuis. De meesten van hen zijn er geboren.

Die 600 honden van die brug? Dat is fabeltje. Zij woont daar. En al de tijd dat ze daar woonde (?), zijn er maar drie honden gesprongen die het hebben overleefd. En ze mogen vertellen wat ze willen: er zitten wél minks onder die brug.

Voor één of andere krant of TV-uitending werd een vrouw geïnterviewd die geen hond heeft, maar die daar toch op wandel was met “haar” hond. Een reporter had gevraagd of ze dat nog durfde. Waarop de omstaanders zegden dat die vrouw geen hond had. Daarop had die maar alleen wat gemompeld.

Overtoun House was eerst het buitenverblijf van Lady Overtoun uit Glasgow. Daarna werd het een kinderhospitaal. De periode dat het leeg stond, vond de toenmalige conciërge het plezant om zijn vriendin te laten schrikken en later werd dat nagedaan tegenover anderen. Vandaar die spookreputatie.

En toen was het vier uur. Er kwam een oudere man die alle deuren begon af te sluiten. Hij was niet kortaf, noch onbeleefd maar wel vastberaden. Luc was nog even binnen naar de sanitaire voorziening. Even had ik de indruk dat hij wat zou zeggen maar ik was hem voor en zei dat Luc er nog aankwam. Hij bleef deuren dicht doen en afsluiten.

Om precies vier uur stonden we buiten en viel de buitendeur achter ons in het slot.

We hadden de keuze, dezelfde weg terug of toch maar dat andere paadje proberen al had het meisje ook al bedenkelijk gekeken en gezegd dat het een moeilijk paadje was, maar het was maar 1.6 mile en we moesten nog 300 km rijden. De beslissing was snel genomen.

Het was een grappig paadje, ik amuseerde me te pletter. We moesten over omgevallen bomen, uitgespoelde stukken weggetje en Luc ging alsmaar somberder kijken, want zoiets, tja, dat vind hij niet plezant.

En toen ineens:

(Lees verder onder de foto)

Een smal klimmend paadje bracht ons naar de heenweg en zo konden we terug.

Eens terug thuis hebben we nog veel meer opgezocht over Overtoun House. Ook dingen die ik iets enger vind dan wat spokerij. Maar dat heeft hier dan ook niets te betekenen. Het spruit enkel voort uit mijn -iets of wat- gekleurde mening over sommige zaken.

Wat waarheid is en wat niet? Wie zal het zeggen.

____________________
1 Metro
2 Wikipedia

Arran liet ons niet los

Alle passagiers zaten al in hun auto, klaar om de ferry af te rijden. En ze zaten en ze bleven zitten. Of toch niet. Enkele ongeduldigen verlieten hun wagen, wurmden zich tussen de rijen auto’s door zodat we maar terug onze spiegel hebben ingeklapt. Er was niets te zien en dat was dan ook wat ze in het lang en breed gingen uitleggen tegen al diegenen die in hun auto zaten en het wilden horen.

“Tja” zei Luc “die vrachtwagens hier onder moeten er eerst af” maar eigenlijk hoorden we geen motoren noch gerij.

En toen werd er omgeroepen dat de Chief Engineer aan de laadklep van de ferry gevraagd werd.

En daar gingen ze weer, de ongeduldige kurieuzen verlieten weer hun wagen, wurmden zich tussen de rijen auto’s door zodat we nog maar eens onze spiegel terug hebben ingeklapt.

En toen ineens ging alles in versneld tempo, de klep ging langzaam open, de motoren van de vrachtwagens onder ons werden gestart en het gestamp van het van de boot rollende zwaar verkeer was vergezeld van de rennende nieuwsgierigen, die deze keer geen tijd hadden om aan ieder die het horen wilde te vertellen dat ze uiteindelijk nog niets hadden gezien.

Was er iets mis? Ik zou het niet weten. Maar we hebben wel exact 22 minuten in de auto gezeten en gewacht.

Een perfecte combinatie

De laatste dag, zo iets voor we de ferry zouden nemen naar Ardrossan, liepen we nog even in de lokale chocolate shop binnen. Ik wou een kleinigheidje kopen als dank voor het gebruik van de power bank.

Bij het betalen zag ik aan de kassa het bordje: “Belgian Nougat”. Ik stootte Luc aan en de dame begon te vertellen dat hun chocolates gemaakt waren met Belgische chocolade van Callebaut. Die kochten ze in het groot aan.

En omdat we Belgen waren, kregen we elk een overheerlijke praline van -jawel- Belgische chocolade waar men een Schotse praline had van gemaakt.

Goat Fell

Meerdere wegen leiden naar de top van de Goatfell. Eén ervan, de gemakkelijke, bestaat uit een wandelpad met enkel aan de top een erg steil gedeelte met rotsblokken waar je over moet klefferen. Dat noemen ze daar “the most popular route” of “the tourist route”.

Een andere vertrekt in Corrie, is steiler en korter maar … “you may need to use your hands in places”.

Vorig jaar deden we de Goatfell niet. Gezien de problemen die Luc vroeger had gehad met zijn longinhoud, kon hij het gestadige klimmen niet zo goed verwerken. Maar dit jaar, dit jaar zou ik de Goatfell op wandelen (en klauteren). We wandelden nogal wat kilometers af zodoende waren we goed voorbereid.

En toen viel ik op die knie. Iedereen raadde me de Goatfell af. Maar … die knie, die voelde zich daar in zijn element en al voelde die zich wat stijfjes die eerste wandeling van 3 km, het ging vlotter van dag tot dag.

En toch deden we de Goatfell niet, niet omwille van die knie, die had dat best aangekund, maar gezien de problemen die Luc vroeger had gehad met zijn longinhoud, kon hij het gestadige klimmen nog altijd niet zo goed verwerken.

We hebben er dan maar 100km gewandeld! Jawel. Eén van de laatste dagen deden we zelfs 26km, mét knie.

En volgend jaar ga ik de Goatfell op, als ik er nog ben én als de Goatfell er nog is en als het me lukt. En al zeg ik altijd dat ik Luc niet achterlaat, denk ik er over om Luc voor het erg steile stuk, op één van die rotsen te zetten en zelf die “large rocks” te trotseren.

Misschien probeer ik het zelfs via Corrie.

Nice and easy

Tja, die knie. Voor ons vertrek had men me al gezegd het rustig aan te doen. Enkel en alleen die dokter die het verband er af had gehaald, die had niets gezegd van voorzichtig.

De landlady had het ook al over rustige wandelingen. En zoals gezegd, die knie was dan wel nog dik, maar die ging gewoon mee en pruttelde niet tegen. Ik bouwde geleidelijk op, eerst drie kilometer, daarna vijf. Maar dan wel de Dun Fionn. En dat is geen Noordzeeduin. Trouwens is deze wandeling af te raden bij wind.

Het wegeltje leidde ons geleidelijk over een koeienpaadje naar een pillbox, vanwaar we iets steiler omhoog gingen om daar, aan een afsluiting, de zeekant te nemen, over een paadje dat net breed genoeg was voor Lucs voeten. Aan de ene kant de afsluiting, aan de andere zijde, de klif.

En net daar kwam ons een familie tegemoet waarvan de vader monkelend zei: “never do this with kids”, waarop ik antwoordde, toen de puber van een jaar of vijftien het bochtje omkwam, dat dat toch geen kid meer was. Hij antwoordde: “you bet!”

Ik bracht Luc op de hoogte dat wat we voor ons zagen -jammer, maar een foto is plat, dat duin niet- we ook op moesten. En toen moesten we er ook nog af. Ik moest even aan die vader denken toen Luc eerst opperde van op onze stappen terug te keren -wat ik niet zag zitten- om daarna die steilte af te komen, gebruikmakend van zijn handen, zijn voeten en zijn zitvermogen terwijl hij zei: “ik vind dat hier niet plezant”.

Na een verdere afdaling door een koeienwei -lees: omgeploegd door koeienpoten- was er de man die in zijn tuintje werkte toen wij daar over die stile aankwamen en ineens drie wegen zagen, waar mijn wandelgids er maar twee aangaf. Hij zag ons twijfelen en ging helpen. Die derde weg? Die was pas drie jaar oud, die was pas aangelegd nadat dat boekje was verschenen.

Probleem opgelost? Niet voor die man. Want -zijn het nu onze grijze haren- hij ging ons daar even enkele wandelingen opsommen die we best konden doen. “Nice and easy” zei hij en ik zag hem denken. Mogelijk dacht hij wel dat de Dun Fionn die we net in de benen hadden toch niet echt iets voor ons was. Maar dat zei hij natuurlijk niet.

Hij vertelde wel dat, als we de wandelgids niet volgden, we sneller bij de auto waren. Tsss … tsss …

De glens

Volgens Wikipedia is een Glen in Schotland en Ierland de naam van een vallei die vaak is uitgesleten door een gletsjer. Glens zijn dan ook vaak lang en diep, en hebben een kenmerkende U-vormige doorsnede. Nog volgens Wikipedia stamt het woord glen af van het Iers/Schots-Gaelische woord glean.

De Engelstalige Wikipedia geeft iets meer uitleg, misschien wat overbodig, aangezien ik het over de glens op Arran wil hebben.

Vorig jaar hadden we die niet gaan bekijken. Dus deden we dat dit jaar maar. We begonnen met Glen Sannox. De wandeling was mooi, maar met haar 2,5km veel te kort. We hadden er die nog bijgenomen na een andere uitstap.

Het paadje liep wel nog door, dieper Glen Sannox in. Volgend jaar! Beloofd! En dan bekijken we met de landkaart wat de mogelijkheden zijn.

Een anekdootje? Voor de wandeling moesten we eigenlijk over die stapstenen. Maar die lagen relatief ver uit elkaar. Op zich geen probleem, behalve die ene puntsteen. Maar wat met die twee camera’s, die twee telefoons en de kaart en wandelgids? Een natte broek is geen probleem. Natte sokken en schoenen eigenlijk ook niet. We hadden wel reservesokken en -schoenen in het appartement voor de volgende dagen. We besloten het niet te wagen en volgende keer de nodige plastic zakken mee te nemen.

Luc had -achteraf- een ander idee. “Dom van ons” zei hij “we hadden gewoon onze sokken en schoenen moeten uittrekken en door dat water waden”.

“Of nog beter” bedacht ik “jij trok je schoenen en sokken uit en hielp mij over die stapstenen”.

“Je pikt mijn idee in” zei hij.

“Dat is niet zo” zei ik “ik heb er enkel de gepaste verbeteringen aan aangebracht”.

Een andere, Glen Rosa, wou ik eerst niet doen. Ik had een zekere aversie tegen die naam. Waarom? Een onbestemd gevoel van te toeristisch? Ik weet het niet. Maar Glen Rosa is niet te beschrijven. Een aanrader, om nog eens te doen.

En het toerisme? Dat beperkte zich van aan de wegwijzer tot aan de lokale camping (wat een groot woord is voor een grasvlakte met een wc-blok). En met de drie tenten die er stonden kunnen we aangeven hoe weinig toeristisch Arran eigenlijk is.

Glen Cloy en Fairy Glen deden we in één wandeling. En ja, ook die staat al terug op het programma voor volgend jaar al zitten daar heel wat steile hellingen en afdalingen in. En al heet de wandeling in het boekje dan “Glen Cloy and Fairy Glen”, ze begint met de Fairy Glen.

Page 3 of 3

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén