Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Tag: Dromen

Met een zacht gesnurk

In de nacht van zondag op maandag heb ik van Sloef gedroomd. Hij had zich naast mij, tegen mijn been op de zetel, geïnstalleerd en lag languit op zijn Sloefs een beetje te ronken. Het voelde vertrouwd.

Ineens bewoog hij en maakte aanstalten om weg te gaan. “Blijf” zei ik “blijf liggen”.

“Dat is ‘em niet” zei Luc en als ik goed keek zag ik zijn donkere kleur lichter en lichter en haast doorzichtig worden. Ik werd er wakker van.

Het is niet dat ik nooit aan Sloef denk, maar niet in mijn dromen.

In november zal het zes jaar geleden zijn dat we afscheid van hem moesten nemen. En we staan nog steeds achter onze beslissing om geen huisdier meer te nemen.

Vanwaar komen ze toch, die dromen zonder aanleiding? Het was eigenlijk al de tweede keer op twee weken tijd dat er zo iets van vroeger opdook in mijn dromen.

Maar Sloef mag me ’s nachts nog wel komen bezoeken en op het bed zo stil langs mijn been een beetje komen ronken. Wij zijn hem ook nog niet vergeten.


Twee nachten op rij

’t Was nacht, ’t was nacht, toen hoorde ik een vreselijke slag1

Ik wíst … er was een donkergroene auto in onze gevel gereden. Ik stak mijn benen uit bed, trok mijn labradorblonde aan en keek door het venster.

Ik zag niks -de straatverlichting is hier ’s nachts nog altijd uit- want het was daarbuiten pikkezwart.

Het rare was wel dat ik dus ook niet kón gezien hebben dat het een donkergroene auto was geweest.

Toch liep ik naar de gastenkamer -nu hobbykamer- om daar door het venster te kijken. Maar daar was het even donker daarbuiten.

En toch, ondanks dat ik wíst dat ik het moest gedroomd hebben, heb ik overwogen om Luc te wekken om samen eens een kijkje te gaan nemen.

Ik deed het niet. Ik ging terug in bed maar het bleef spoken.

***


Luc en ik waren ergens en zaten te wachten tot het onze beurt was. Waar? Ik zou het niet weten, maar het leek wel normaal.

Toen werd mijn naam afgeroepen en ik stond op, ging mee en toen bleek dat ik er niks kon komen doen.

Ik was namelijk mijn paard vergeten. Dat stond nog bij mijn grootmoeder in de boomgaard.

Ik kon mezelf wel voor de kop slaan, waarvan ik wakker werd en het een hele poos duurde eer ik besefte dat ik nooit ofte nooit een paard heb gehad.

***


Beide bovenstaande dromen had ik deze week, al waren het weer niet de eersten in het rijtje van rare dingen. Ergens de voorbije week, schudde Luc aan mijn arm en fluisterde in mijn oor: “Er zit hier ene binnen” en al was de boodschap nogal verontrustend, ik was moe en wou slapen. Dat deed ik.

Goed van mij, want ’s morgens wist Luc van niks.



Ik zou niet weten waar die auto vandaan kwam, ik had onlangs niks gelezen over maar weer een auto in een gevel. Maar het zou hier best wel eens kunnen.



Het paard in de boomgaard? Daar kunnen de ruiters op de OS voor iets tussen zitten maar bovendien zag ik ooit een foto van mijn vader op een paard in de boomgaard van mijn grootmoeder. Waarom dàt zich moest roeren is eveneens een mysterie.

____________________
1 Beginregel: “De zeven vlooien

De kwaadheid

We stonden ergens aan een rijweg, het evenement waarvoor we daar waren zat aan zijn einde en ik moest even iets doen en neen, het was niet wat je denkt. Ik vroeg Luc om even te wachten.

Toen ik terugkwam, was hij weg. Zomaar weg, zonder boe of bah, zonder te verwittigen. Waar was hij nu? Zou hij misschien al onderweg zijn naar de auto?

Ik pakte mijn telefoon, geen verbinding, enkel een bericht dat mijn laatste bericht van 10u10 geleden was. Ik stapte over het smalle pad en probeerde het verder nog eens, met hetzelfde bedroevende resultaat.

Ik zette er een stevige stap in en probeerde nog eens. Niks aan te doen.

Toen zette ik het op een lopen. En ik werd kwaad op Luc en hoe verder ik liep hoe kwader ik werd. En bij de volgende bocht dacht ik: “Die auto stond toch zo ver niet” … en ik deed mijn ogen open.

Luc was niet weg, die was gewoon al op en beneden, ik zou die eens goed zijn levieten gaan lez…

Gelukkig voegde ik de daad niet bij het woord. Want waarom was ik nu zo kwaad? Zo kwaad dat ik waarschijnlijk geen vriendelijke goeiemorgen zou zeggen?

Mijn verstand kwam wel rap bij zijn positieven en ik ging terug liggen wachten tot mijn gevoel dat ook zou doen?

Toen ik de eetplaats binnenstapte, begroette ik Luc op normale wijze en zei: “Nu heb ik toch vies gedroomd sé”.

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén