We kochten kaartjes. We kochten ook postzegels. “Ze moeten naar België” had Luc benadrukt. De postzegels waren enkel verkrijgbaar in boekskes van twaalf.
We schreven de kaartjes, plakten de zegels en stopten ze in de brievenbus.
Eens thuis hoorden we niets van kaartjes. Niets, niemandal.
Luc begon zich zorgen te maken en dan gaat hij googelen. Hij keek verschrikt. “Dat wicht heeft ons goed liggen” zei hij. Hij bekeek de overblijvende postzegels beschuldigend toen hij zei: “ze verkocht ons postzegels die maar iets over de helft van de vereiste waarde zitten”.
Tja, die kaartjes zouden dus nooit toekomen.
Vorige week dinsdag, toen we Amke en Ella gingen halen, bedankte Bollie ons voor ons kaartje. Bij Zoneke was het ook toegekomen, zei ze. Maar ze lachte toen we die historie van die te weinig gefrankeerde kaartjes vertelden. Ze zei: “jaja, ze hebben dat er in het groot opgeplakt”.
Midden op het kaartje jandorie! Echt om te zeggen: “jullie hebben een kaartje van een poefer gekregen”
Achteraf gezien, nadat we de sticker er af gepeuterd hebben, hebben we bedacht dat onze kaartjes wel erg goedkoop het kanaal over gekomen zijn.
Maar ik denk niet dat we dat volgende keer nog gaan riskeren. We gaan de postzegels gewoon in een postkantoor halen.