De bovenzijde van één van de ‘oude’ kasten is een glazenkast. Daarin staan de hummelkes en een bronzen Ambiorix(ke).
Maar daar staan ook nog een paar andere dingetjes in. Zo is er het kleine paardje. Dat is al heel oud en dateert van indertijd toen ik welpenleidster was. Op een regenachtige dag waren we aan de slag gegaan met klei. En Dirk, zo heette het welpke, had een mooi paardje gemaakt. En dat zei ik hem ook.
“Als je het mooi vindt, mag je het hebben” zo zei hij. Want bij hen thuis was het helemaal modern ingericht en mochten er geen prullen binnen. “Als ik van jou was” zei hij ook nog “zou ik het zwart verven”. Dat heb ik gedaan.
Iets jonger is het snoezig sneeuwmanneke dat Zoon in de kleuterklas maakte. Die is geweldig, dat vind ik nog altijd en die kan ik ook met plezier bekijken. En als ik er de plumeau over haal schudt hij met zijn koppeke.
Ergens daarna vond Zoon een voorhistorische bijl, zo zei hij. Die heb ik ook gehouden en al is ze niet direct zichtbaar, ze ligt er.
Minder in trek is de gipsen hond die Zoon maakte in het zesde leerjaar. Dat is zo wat bandwerk, maar zo lang die hond niet blaft …
En er is het scheef boerke. Die is zo scheef dat hij moet leunen. En die leunt tegen de voorhistorische bijl. Vandaar dat ge die niet ziet liggen.
Wat is er nu zo belangrijk aan die spullekes? De herinneringen?