Ik had een “aha”-ervaring en een zo wat “ziedet nu wel”-gedachte toen ik het las.

Want dat is nu eens écht iets waar ik ambetant kan van worden, een auto die zo kort achter ons rijdt dat ik hem niet kan zien in de spiegel. Gelukkig ziet Luc die dan wél nog in de achteruitkijkspiegel, maar het feit dat ik niet weet wat die in zijn schild voert, of die niet op zijn gsm zit te kijken, of die wel of niet dronken rijdt, … ik en mijn worst-case scenario’s hé.

Nu lees ik dat we onverbeterlijke bumperklevers zijn1 en ik denk dat ze voor zichzelf mogen spreken, want wij zijn dat niet. Wij zijn zelfs zo asociaal dat we liefst van al niks voor ons en niks achter ons hebben en dan bedoel ik niet dat we de volledige rijbaan voor ons alleen willen, maar wel dat er een aangenaam aanvoelende afstand moet bestaan.

In het artikel hebben ze het dan over bepaalde rijvakken, maar dan spreken ze over autosnelwegen natuurlijk. Maar geloof me, ik vind het op de secundaire wegen wel erger dan dat.

Er was ooit een bumpersticker die zei: “Als je dit kan lezen …” maar dat soort sticker vind ik nu wel een uitnodiging om wat dichter te komen.

Vroeger, lang geleden, ging ik dan heel traag rijden … maar daar is het nu veel te druk voor op de weg.

Ik heb wel al overwogen om met een grote phare recht in hun ogen te flashen.

Uitgelichte afbeelding:
pske van mske:

    Voor alle duidelijkheid: ik wou dit log enkel met een kwinkslag beëindigen. Geen haar op mijn hoofd denkt er aan dat écht te doen.

____________________
1 Het Nieuwsblad