Het was nieuw. Het was verrassend en verontrustend. We moesten niet inchecken, dat hadden we online al gedaan. En de sleutel? Die zat in de app en als die groen was konden we gewoon het huisje in.
Ik houd mijn telefoon voor het slot, druk op de sleutel, mijn telefoon -of was het het slot- bromt, ik draai het slot los en sta binnen.
En dan deel ik de sleutel met Luc. Ook dat lukte zonder dat we ervoor naar de receptie moesten.
En we installeren ons …
“Er wordt op de ruit geklopt” zegt Luc. En ja, daar staat een vrouw te wenken dat ik moet komen.
Als ik de deur open zegt ze dat ze de buren zijn en het slot niet open krijgen. En al stond er in de e-mail dat je in dat geval de receptie kon contacteren, vraagt ze of ik hen wil helpen.
Maar die man wil zijn telefoon niet loslaten -wat ik ergens begrijp- maar hij luistert niet naar mijn uitleg, houdt die telefoon veel te schuin, staat hardnekkig op die toets te drukken, wacht niet lang genoeg en ergert zich. Kort gezegd, hij maakt iets dat poepsimpel is, hopeloos ingewikkeld.
Die vrouw, die achter mij staat, spreekt er één van de wegenwerkers -die daar doende zijn met een paar herstellingen- op aan, die met een handzwaai aangeeft dat hij daar niks van weet.
Ik denk dan dat je, als je geholpen wil worden, niet moeilijk moet gaan gaan doen en wil al weggaan en hen in hun sop gaar laten koken, als ik de brom van het slot hoor en de man kijkt alsof hij het warm water heeft uitgevonden.
Zonder woorden gaan ze hun huisje binnen, wij het onze, ook zonder woorden. Ach, waarschijnlijk waren zij ook duf van een lange rit.
Maar wat wel overblijft is het onbehaaglijk gevoel dat je te kijk zit, met die twee kleine raampjes aan de voorzijde, het grote vensterraam/deur aan de zijkant en de kleine raampjes aan de achterzijde.
We hebben gedurende ons volledige verblijf de overgordijnen van die raampjes aan de voorzijde dicht gelaten omdat we het gevoel haten van op straat te zitten.