En dan kwam twee dagen later nog een oude -zij het niet zo oud als de vorige- efkes binnenwippen.
Ooit liep ik met mijn kleine zoon langs het voetpaadje naar huis. Ons huis had aan straatzijde een gelijkvloers, een eerste verdieping en een zolder. Aan de kant van het voetpaadje was de kelderverdieping eigenlijk het gelijkvloers. En laat dat dak toch een puntdak geweest zijn met een ornament er op …
Zoneke keek -zoals steeds- bewonderend naar het huis en hij zei: “Wij wonen in een toren hé mama”.
Zo zag dat er wel een beetje uit, met de straat hoog boven ons en de straat aan de andere zijde ook hoog boven ons.
Daarna had hij mij ook nog meegedeeld dat hij, als hij ooit getrouwd was, op die zolder ging wonen. En als er nu iets is dat ik me helemaal niet herinner, is het wel die zolder.
Nu liepen Luc en ik daar voorbij en ik zag dat het uitzicht vanuit de achterramen van ons vroeger huis … ach ja, er stonden appartementsblokken aan de andere straat die het zicht volledig vergalden en de drie huizen aan de voetweg als kinderspeelgoed lieten lijken.
Ik whatsappte Zoon. Hij antwoordde: “Ik weet het, ik ben er zonet ook een paar keer gepasseerd”.
Dat hij ons daarbij ook een paar keer passeerde kunnen we hem niet kwalijk nemen. Hij zal ons daar op die plaats niet verwacht hebben en wij zouden hem sowieso niet herkend hebben.