Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Categorie: Za za, ze & zo (Page 1 of 892)

Wandelen in Landen

Sedert de benzineprijzen de pan uit rezen beperken wij ons, voor het wandelen, meer en meer tot eigen streek.

Nu we uiteindelijk terug met de 20km afstand flirten, wordt dat enerzijds moeilijker, anderzijds gemakkelijk. Er zijn gebetonneerde veldwegen genoeg zodat we zelf wel een toer kunnen uitstippelen maar die zijn dan zo eentonig.

Maar zoals geweten heeft wel elke gemeente enkele wandelpaden in het aanbod. Landen dus ook1.

Wat is het nadeel van deze wandelingen? Ze gaan over gebetonneerde veldwegen, soms zelfs gewoon over straten.

Er zijn er dus enkele die we wel een paar keer per jaar opnieuw gaan doen -om in vorm te blijven- maar de andere heb ik sowieso op een zwarte lijst gezet.

Wat hebben we hier in Landen dan wel? Hoebels, die dan weer motten en tumuli genoemd worden. Dat zijn dan wel vriendelijke dingen om in het landschap tegen te komen.




____________________
1 Wandelingen in Vlaams Brabant – Landen
2 Motten en tumuli

Verborgen parels

Zowat alle jaren, van de laatste dan toch, lees je in de krant over Hallstatt dat van het massatoerisme af wil. De Preikestolen in Noorwegen hebben we zo ook al het nieuws zien halen. Dit jaar hebben ze er nog een paar andere bij gehaald, die ook zuchten onder al dat volk1.

Soms vraag ik me af of die locaties oorspronkelijk niet blij waren met de aandacht omwille van het economisch aspect. Maar dat blijkt dan niet op te wegen. De toeristen nemen een foto en weg zijn ze, op naar de volgende afgezaagde foto.

Als ik me soms afvraag wat anderen op vakantie doen? In de file staan om één of ander beroemd geworden bestemming met hun eigen gezicht te gaan opvrolijken blijkbaar.

We maakten het persoonlijk mee, in Glenfinnan. Ik schreef voorheen dus ook al eens over massatoerisme, maar als de gazetten dat mogen, ik toch ook zeker.

Ik zou het er niet over gehad hebben, had Luc de voorbije week niet gezegd dat ze in Frankrijk ook al met zo’n overdrukte zaten. Hij vervolgde met: “In Etretat”.

Is dat nu zo speciaal? Niet echt, maar in Etretat daar was ik ooit met Ex en klein Zoneke. We waren zomaar op de wilden boef thuis vertrokken en gingen een stukje Franse kust afrijden. We hadden daar een hotel aan het water gevonden. En er was haast geen volk. En dat in juli dan nog.

Op die manier beleefde -en beleef ik nog- het meeste plezier aan mijn vakanties. Niks plezanter dan zelf verborgen parels ontdekken.

____________________
1 Het Nieuwsblad
2 Het Nieuwsblad

Kleur in het veld

Kind zijnde stond er bij ons thuis een vaas met plastieken bloemen. Mijn moeder zei dat het korenbloemen en kollebloemen waren.

De korenbloemen stonden meestal tussen het graan. Ze zijn lang verdwenen geweest maar komen nu -gelukkig maar- terug meer en meer voor.

De kollebloemen stonden en staan een beetje overal. Ik heb ze mijn hele kindertijd wel degelijk zo genoemd. Later pas ging ik ze klaprozen noemen.

Waarom toch?

Mocht ik nu, in een Kringwinkel of rommelmarkt, een boekeeke plastieken klaprozen en korenbloemen vinden, kitcherig of niet, ik bracht ze mee.

De heldhaftige en de angsthaas

We wandelden. Dat doen we wel meer. We gingen, voor de verandering maar eens de Pepijnwandeling doen. Die is 9km lang en passeert langs de Platte tombe, een Gallo-Romeinse grafheuvel.

Dan slaan we zo een verharde veldweg in en we krijgen onmiddellijk achtervolgers: een man met een kleine hond die netjes naast de man dribbelt met zijn korte pootjes. Het is dan ook een doddige ruwharige teckel.

De man, met stevige stap, stapt ons stevig voorbij … zonder hond. Ik kijk om en ja. Ik versta een beetje honds en weet dus dat het beestje bang is van de grote man naast mij. Dat hadden we al meer. Kleine kindjes die bang opkijken en honden die zouden aanvallen van de schrik.

“Hij volgt niet” waarschuw ik de man, die zich omdraait en verbaasd zijn hond bekijkt, die compleet weigerachtig is om ons voorbij te lopen. Na een paar vergeefse aanmaningen lijnt de man de hond dan maar aan.

De korte pootjes dribbelen in overdrive als ze ons passeren en schichtige blikken hangen aan onze schenen.

Eens voorbij maakt de man de lijn terug los, maar nu dribbelen de korte pootjes wel vooruit maar staat het kopke met argwanende blikken op achteruit. Hij vertrouwt het niet.

En dan plots, om zijn ego op te peppen gaat hij efkes de kant opzoeken voor een sanitaire stop inclusief pootje heffen. De man dringt aan om voort te maken, want wij komen er weer aan. En met een air van je-m’en-fou” waggelt hij, in vertraagd tempo, de weg over.

En dan besluit ik dat ik er over wil bloggen en zeg: “Nu neem ik toch een foto” en dat doe ik.

(Lees verder onder de foto)

Nu komt er toch, geen kilometer verder, een haas, uit een hol, het pad opgelopen, krijgt ons in het snotje, gaat er als een haas vandoor en gaat ons, wat verder in het grasland, met een air van je-m’en-fou” zitten observeren.

En dan besluit ik dat ik die bij in dat log van die heldhaftige kan vermelden en zeg: “Nu neem ik toch een foto” en dat doe ik.

(Lees verder onder de foto)

En toen dacht ik: “Jongens, laat het nu wel wezen, want als we nog zo een rare tegenkomen, wordt mijn titel te lang.

Mensjes kijken

Je hebt mensen die graag mensjes kijken. Daar heb ik niks tegen. Doe ik het? Of doe ik het niet? Eigenlijk weet ik dat niet goed. Meestal moet iemand al heel erg opvallen -fel mauve broek en fluo oranje bloes met een hoed met een pluim, of zoiets- eer ik die eens nader ga bekijken.

Wat ik nooit doe is met iemand lachen, tenzij het er om gedaan is. Ik heb daar mijn redenen voor.

Het stoort me dus als ik ergens voorbijloop, ze me aankijken, elkaar bekijken en dan samenzweerderig beginnen te lachen. Ik voel -met de nadruk op “voel”- me al niet moeders mooiste en heb daar echt geen bevestiging voor nodig.

Het gebeurt niet zo vaak, maar nu was het zover. Ze bekeek mij, echt wel, en deed wat ik hierboven beschreef. Ik vroeg me af … Was het mijn paardenstaart? Was het mijn T-shirt met een tekstje, maar daar had ik een vestje over – net zoals zij trouwens.

Ik maakte mezelf wijs dat ik het me had ingebeeld, dat ze lachten om Lucs T-shirt. Maar het was niet grappig lachen geweest, het was dat stiekeme gemene.

Lucs T-shirt vraagt trouwens om er om te lachen. Hij heeft er wel meerdere. En mensen die dat grappig vinden, zeggen er meestal wel iets van. Zoals ooit op een schermtoernooi, of toen we iets gingen drinken in Villers-la-Ville.

Dat gebeurde ook al met mijn T-shirt met tekstje.

Mensjes kijken. Ieder zijn meugd. Maar ik voel -wééral “voel”- me liever niet de bekekene.

Straffe asem

Om het nu over een onnozel onderwerp te hebben, dit is er eentje.

Nu had ik het bijna geloofd. Bijna hé. Heel erg bijna. Doorheen de jaren heeft men getracht me wijs te maken dat een wasmachine wel degelijk sokken kan laten verdwijnen. Ik geloof(de) dat niet. Ik denk dat er iets anders de oorzaak van is.

Ik houd niet aan verdwijnende sokken bij het wassen. Ondanks een paar mislukte pogingen van Kulleprul, ons huisspook, verslijten mijn sokken liever dan te verdwijnen.

Maar nu had ik prijs! Ik had ze zelf in de wasmachine gestopt, ik had ze er zelf uitgehaald en bij het ophangen was er ene op de loop.

De -vermoedelijke- dader? De warmtepomp! Inderdaad. Ik heb die sok teruggevonden tegen de bloemenbak aan de andere kant van het koerke. Ik vermoed dat die uit de wasmand is geblazen.

Het dove luisterend oor

In een tijd van lang geleden, toen mijn oren nog hoorden, had ik dagen dat ik me ambetant en ellendig voelde omdat ik vond dat mijn oren een ietwat te veel gebruikt werden als luisterend oor.

Zo gebeurde het meermaals dat we, na een drukke werkdag iets wilden gaan drinken in de taverne. Zaten we aan de toog kwam er iemand naast mij zitten. En werkelijk, geen vijf minuten later, zat ik te luisteren naar de klaagzang van hun leven.

Ook wanneer we aan een tafeltje gingen zitten, kwamen mensen een praatje slaan maar mijn luisterend oor draaide op volle toeren en achteraf vertelde Luc me de andere nieuwtjes die hij had opgevangen.

Ik werd er een beetje moedeloos van. Was dat het enige waaraan ik me mocht verwachten als we uitgingen?

Nog langer geleden, op een personeelsfeest zaten ze aan die tafel te lachen, te bulderen, op hun billen te kletsen van plezier. En ik? Ik zat op de hoek met die ene die me zijn heel ellendige liefdesgeschiedenis tot en met zijn scheiding, van naadje tot draadje uit de doeken zat te doen.

En toen wist de baas toch triomfantelijk, de maandag daarna, te vertellen hoe geslaagd het feest wel was geweest, hoe we allemaal genoten hadden. Hij moest eens weten.

Nu horen mijn oren niet meer (zo goed) en hoorde ik die verhalen niet meer.

Maar toch, maar toch, zat ik ergens stillekes op mijn eentje in mijn hoekje aanwezig te zijn in afwachting van het nieuwe hoorapparaat, toen de vrouw rechtover ons informatie kwam vragen … aan mij. Luc snelde ter hulp, want die weet dat ik momenteel (bij het schrijven dezes) zo goed als doof ben.

Toen de echtgenoot er bij kwam, ging die vrouw al snel tegen mij alleen verder. Ik verwittigde dat ik zo goed als niks kon horen, maar ze ving aan met een ellenlang ellendig verhaal waarop ik enkel wat bromde, wat mummelde, wat knikte en zo tussendoor tot driemaal toe vertelde dat ik niet hoorde. Toen liet ze me een litteken zien. Ik zat ingesloten tussen mijn tafel, de muur en Luc en de man. Toen haar telefoon ging ben ik naar het sanitair gedeelte gevlucht.

Naderhand, toen het telefoontje afgelopen was, stond ik aan de verkeerde, zij het goeie kant.

Weet je, dat Tinnitus gaan opspelen is en ik de hele volgende dag last van overdruk in mijn hoofd heb gehad?

Weet je, dat ik de hele volgende dag zin heb gehad om te janken?

Weet je, dat ik -weegschaal zijnde- de hele dag heb geschommeld heb tussen me ellendig voelen omdat ik mezelf harteloos vond en me ellendig voelen omdat ik -weeral- enkel en alleen daarom goed genoeg bleek te zijn?

Weet je, dat ik zelfs niet meer weet hoe ik er onderuit moet komen?

Rommelbelevenis

Nu het rommelmarktseizoen zich weer stilaan in gang zet, gingen wij gisteren eens naar een grote. Gewoon om een kijkje te nemen, niet om er zelf te staan.

Het was er al overvol toen we toekwamen. Gelukkig was er net een auto vertrokken wiens parking wij konden overnemen.

Minder goed verging het een chauffeur die even het wandelpad opreed en gewoon in de beek sukkelde.

(Lees verder onder de foto)

Ondanks het relatieve vroege uur was het er al over de koppen lopen.

(Lees verder onder de foto)

Van al dat slenteren en snuisteren krijgt deze mens dorst en een ander (groter) mens grote nood. We stappen richting een terras. Dat zit vol, afgeladen vol. We willen dan maar binnen gaan zitten, maar jammer maar helaas, binnen is het gesloten, zo zegt men. En net dan schiet er een man van buiten naar binnen, recht de sanitairen in.

Ik ga dan maar buiten aan de lantaarnpaal gaan zitten staan wachten.

WAF!

Als Luc dan eindelijk buiten komt trekt hij dan wel geen gezicht als een donderwolk, maar het scheelt niet veel. “Die kerel zit daar nog op” zegt hij terwijl hij verder loopt.

Wat verder, nog een -klein- terras. Vol natuurlijk. “Ik kan dat ook” zegt Luc, loopt binnen en terwijl ik toch probeer iets te bestellen aan zo een sta-tafelke komt hij al terug buiten. “Voller dan vol” zegt hij en loopt verder. “Ik ga wel in de haag” zegt hij, lichtjes bozig. De enige haag die ik zie is de mensenhaag voor, links en rechts en achter mij.

En dan zien we een zo goed als leeg terras waar enkele mensen iets zitten te drinken. Maar waar is de ingang? Een poort? Maar die is vast met een ketting en een hangslot.

Als plots de deur opengaat en er enkele mensen buiten komen, zijn wij binnen en roept de serveuse: “Oh neen! Die deur moet op slot”. Op mijn vragen krijg ik volgende antwoorden:

  • Oh jawel, ze zijn wel degelijk open.
  • Oh jawel, wij mogen op dat terras iets drinken.
  • Ik moet niet bang zijn, ze zullen ons wel terug buiten laten.
  • Die deur moet op slot om niet overbevolkt te geraken.

Terwijl we daar zo zitten in het zonneke overweeg ik of we er geen koek of zo bij zouden nemen. Als er plots iemand over die poort roept wordt er geantwoord dat het terras volzet is.

(Lees verder onder de foto)

Mijn zin in een stuk koek was direct over. We hebben ons glas leeggedronken, zijn rechtgestaan, hebben afgerekend en kregen die deur niet los.

Dat zijn zij komen doen. En ik vroeg, zo wat grappend, of er soms een speciaal trucske voor was, waarop ze, ook wat grappend, ja heeft geantwoord.

Gelukkig heb ik me op die rommelmarkt een boek aangeschaft waar ik -weeral- enorm blij mee ben: enerzijds omdat het veel bezienswaardigheden in eigen land beschrijft en anderzijds omdat dat boek blijkbaar ook weer haast niet meer te krijgen is en het dus vele keren meer waard is dan wat ik er voor betaald heb.

En onderweg naar huis …

Het nadeel van mini-vakantietjes is wel dat ze wel mini zijn. En dan komt de dag dat we uitchecken en naar huis vertrekken. Maar we rijden niet ineens naar huis, we nemen een omweg en gaan het kasteel van Franchimont bezoeken.

Bij Plopsaqua staat een folderhouder met folders van tal van mogelijkheden die je in Wallonië vindt en daar had Luc er eentje meegenomen. Was dat een hint?

In elk geval, we gingen. En weet je wat? Luc nam daar een foldertje mee over het kasteel zelf, maar daar staan nog meer kastelen in Wallonië in vermeld. Luc mag meer van die foldertjes nemen. Zeg dat ik het gezegd heb.

En weet je wat nu het eigenaardige is aan veel van het vertelde van de voorgaande dagen? We gaan terug. Overal waren er prachtige wandelingen voorzien, die we niet deden omwille van het weer -aan de stuwdam, het pottenbakkerijmuseum en ook bij het kasteel van Franchimont- maar ook een beetje omdat we ze niet voorzien hadden.

Waarvan kende ik nu toch de naam Franchimont? Van de 600 Franchimontezen? Maar vanwaar kende ik nu de 600 Franchimontezen? Heb ik dat ooit in de school geleerd? Heb ik daar iets over gelezen? Maar wat hadden die dan precies … ?

Ik heb het moeten googelen1. En ja, ze waren met 600, dat klopte wel. Maar veel van de rest blijft een open vraag.

pske van mske:

    Wie meer foto’s wil zien, kan ze nu op “In Beeld” bekijken.

____________________
1 600 Franchimontezen

Tijdens afwezigheden …

Tijdens afwezigheden plan ik logjes op voorhand. Dat vertelde ik al meer. Zo gaan we elk jaar een paar dagen rond onze verjaardagen op stap. Dan begin ik te denken over wat ik zou schrijven.

Een limerick over het niet kunnen schrijven als we niet thuis zijn past dan precies in het plaatje en roept herinneringen op over hoe het er ooit aan toeging.

Andere dingen die ik vertel zouden het blog niet halen moest ik ze niet op voorhand moeten schrijven hebben. Met dank aan de grote Tsjip en aan de twee ananassen die nog in de fruitmand stonden.

Er stond trouwens nog een ander nonsensverhaal in afwachting. Dat staat er nog en blijft nog wel even in afwachting staan. Je weet maar nooit wanneer we nog eens een reserveverhaalke nodig hebben.

Ik zei dus al meer dat ik al meer heb gezegd dat ik het blog niet logloos wil laten. Je weet nooit welke onverlaten er meekijken.

Maar nu zijn we thuis. Maar … wie weet voor hoe lang?

Page 1 of 892

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén