Ze zaten dus met hun vieren op die trein en Ella had een presseeke. Nu bleek dat er toch geen wc-papier aanwezig was. Gelukkig heeft mske altijd een pakske papieren zakdoekskes binnen handbereik hé.
In Brugge, stapt er een massa volk op, maar een massa en die trein verlaat het station al schommelend en deinend zodat je eigenlijk al zeebenen moest hebben om recht te blijven.
“Dat is hier precies de Scheve Schuit” zei Slow en toen er drie mensen na elkaar ineens naar die wc gingen, vervolgde hij: “en Piet Piraat en zijn gevolg houden het roer niet … die zitten op de wc”.
Nu ja, van het één kwam het andere, de blonde jongen kwam terug en Amke en Ella grinnikten. Het meisje kwam terug en Slow vroeg: “hoe heet die ook weer?” op het vrouwspersoon van de ganse piraterij doelend. “Stien Struis” antwoordden Amke en Ella samen.
mske bekeek het meiske eens en zei: “dat is niet Stien Struis hoor! Dat is Stien Smal”. En joep, ze waren vertrokken, het gegiechel stopte niet meer.
Toen de donkerharige jongen terugkwam zei Slow dat de boot nu wel stabieler zou gaan worden.
“We hebben ze allemaal gehad” zei Amke “alleen Berend Brokkenpap nog niet”, waarop Slow ook de naam van Berend wat ging verbasteren met het oog op het ontbrekend wc-papier.
“Dat is een zaak voor …
Nu moeten we eerst toch iets anders vertellen. Een paar maanden terug zaten de kindjes hier naar de pretroulette te kijken en den dezen was ook weer van de partij. mske deed het er niet om, echt niet, maar omwille van de rijmelarij van de pret en de roulette, flapte ze er iets uit dat óók rijmde op pret, ze zei: “de pret××”.
Tja, die kruiskes … Amke en Ella zullen zich later nog wel herinneren wat mske heeft gezegd.
Nu terug naar ons verhaal.
“Dat is een zaak voor de pret××” zei Ella, die deze benaming dus ook grappiger vindt dan de officiële. Waarop een hele conversatie begon over de pret××. De kindjes vertelden eigenaardige streken van het heerschap en mske vroeg zich af of die ooit, kind zijnde, op de veelgestelde vraag, wat hij later wilde worden: “pret××!” geantwoord had.
Maar ze zagen hem dus niet. In Brussel, het gegiechel was die ganse rit niet meer stil gevallen, zag mske iets op het perron en ze droeg daarop volgend wereldbekend gedicht voor:
Kijk, daar reed de pret××
voorbij op zijn trottinet
Hij ging er nogal van door
Maar bruin was nog steeds zijn voor
Hij zei: kan er geen wc-papier zijn
Neem ik wel een and’re trein.
Hoewel het niet bepaald stichtend is/was, moet dat zo af en toe eens kunnen, gezien de lengte van de reis en de verveling die elk moment kan toeslaan.
In dit geval dus niet. Deze treinreis zal nog lang in de herinnering blijven.
’s Anderendaags, bij het naar huis rijden kreeg Amke terug de slappe lach omdat de trein een trommelgeluid maakte: “bom, bom, bom, bom, …” En hoe sneller die trein reed, hoe sneller die bomde, tot er enkel een snelle roffel: b-b-b-b-b-b-b-b-b-b… overbleef.
Dat was dan geen Scheve Schuit maar de trommel Bombardon.
En mske vertelde over het liedje van vroeger: “J’entends siffler le train“. En natuurlijk zong mske dat zo schoon niet zodat ze hen alle drie zag denken dat ze het uit haar duim zoog.
Maar die avond hé, die avond, na vijf uur onderweg om de kindjes van Landen naar Linden te krijgen, floot die trein écht.
Slow heeft er zowaar een presseeke van gekregen.