Eens om de x-aantal jaar krijg je geen kaartje in je bus waarop je de elektriciteitsstand moet invullen. Eens om de x-aantal jaar willen ze die teller zelf zien en dan vind je -als je niet thuis bent bij hun onaangekondigd bezoek- ook een kaartje in de bus, zeggende dat ze gaan terug komen op 1 maart tussen 9.30 en 11.00 uur. Als dat niet past kan je via internet of per telefoon -op een gratis nummer- je eigen afspraak maken.
Luc probeert via internet, maar kan die afspraak niet maken op een ogenblik dat wij hier zijn. Hij telefoneert … net drie minuten te laat. Ze zijn om 20.00 uur gesloten.
De volgende avond probeert hij op nieuw. De nieuwe afspraak? Op 1 maart tussen 13.00 en 14.00 uur. Wat begrijpen ze niet aan: “niet thuis op één maart”? Maar ze gaan niet moeilijk doen. Het kan ook op 3 maart tussen 11.00 en 12.00 uur, moment dat we ook niet kunnen.
En dan gaan ze wel moeilijk doen. Want op een ander ogenblik kan het niet voor hen. Oh zo? Wie is vragende partij? Wat bedoelen ze dan met “je eigen afspraak”? Het kan niet.
Deze week hadden we drie dagen evenementenopbouw en de rest van de week zijn Amke en Ella hier en hebben we een afspraak op vrijdag, afspraak die ik niet wil verplaatsen.
Dan beginnen ze te zagen: “is er op die ogenblikken echt niemand thuis?” “Neen?” “Ook niet ouders, kinderen, nonkel Jef, matant, …” Als laatste halen ze er de poetsvrouw bij. “Heb je dan geen poetsvrouw?” Neen! Er.is.niemand.thuis! Net wat de politie zegt dat je niet mag zeggen, omdat dan je hele hebben en houden te grabbel staat.
Wat doen ze dan als ze bij poetsvrouwen meterstanden moeten opnemen? Dieternietoe, het zijn onze zaken niet en we hebben toch geen poetsvrouw.
“Volgende week” zegt Luc “dan zijn we thuis”. Ze konden geen afspraken maken voor volgende week.
“Wat moet er dan nu gebeuren?” vroeg Luc. Luc moest op 2 of 3 maart nog maar eens opbellen om te proberen die afspraak te verzetten want zie je, thuis of niet thuis, op 3 maart komen ze langs en als ze voor de deur staan, steken ze wel een kaartje in de bus.
Dit was Lucs oplossing van een kaartje dat we op 27 februari ’s avonds in onze brievenbus vonden.
Wil je weten wat mijn oplossing zou geweest zijn? Echt? Hoe een dwarse rebel als ik dat zou hebben geregeld?
Ik zei op maandag 27 februari tegen Luc: “ach, laat zijn! Ze komen terug en steken wel een ander kaartje in de bus. En dan zien we wel of we dan thuis zijn”.
Wie had gelijk? Het begin is hetzelfde: we vinden een kaartje. Het einde is hetzelfde: ze staan voor een gesloten deur.
Alleen is alles wat ertussen gebeurt voor ons, maar ook voor hen veel gemakkelijker.
Nu? Wie had dan gelijk? Ik natuurlijk!