Op de sfeervolste zondag van het jaar -zoals sommigen de dag van de Ronde noemen- trok ik een oude, versleten, slobberende wegens veel te grote, trainingsbroek aan omdat ik wist dat Luc zinnens was om niks van de Ronde verloren te laten gaan en de dag van begin tot einde te degusteren.
Een prima dag dus om eens werk te maken van die varkens van gisteren, want daar moest ik toch mijn gedachten kunnen bijhouden, dacht ik.
Luc genoot met volle teugen, ik ook, al was het dan van mijn boek, want die varkens waren sneller klaar dan verwacht.
Ergens in de namiddag werd er gebeld. Luc keek naar mij, ik keek naar hem maar ook een beetje verschrikt naar mijn schabouwelijke trainingsbroek, hij volgde mijn blik en hij stond op terwijl hij mompelde.
Weer vals alarm zeker?
Sedert er hiernaast in het huis gewerkt wordt, denk ik dat er daar iets of iemand op dezelfde frequentie van onze bel zit.
Ik dacht niet aan vals alarm, ik dacht aan de verschikkelijke bende, want ergens in mijn ooghoek had ik een passant aan ons venster menen te zien.
Ik hoorde niets, geen deur, geen stem, ook niet die van Luc tot hij terugkwam en zei:
Ze had een persoonlijke uitnodiging van Jezus.
Hij sloot de deur, stond even beduusd te kijken en sprak dan de historische woorden:
Die weet zeker niet dat het vandaag de Ronde van Vlaanderen is.
waarop hij terug op de zetel plofte en ik dacht dat, als Jezus ons wou uitnodigen, hij dat zeker niet via de verschrikkelijke bende moest doen.
Hij zou toch, na al die jaren, moeten weten dat ik geen tussenpersonen meer vertrouw.