Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Tag: Hobbezak

Onbehagen

Onbehagen is een gevoel dat me niet echt onbekend is. Prettig is het niet. Maar het is er gewoon. En ja, ik weet waar ik het over heb.

Want stel dat je ergens een afspraak heb op een bepaald uur. Je vertrekt op tijd. Onderweg kom je achter een vuilniswagen, een lijnbus te zitten en alle verkeerslichten springen op rood. Je komt te laat. Dat vind ik ongemakkelijk, vervelend, …

of

Je hebt ergens een afspraak op een bepaald uur. Je houdt rekening met de vuilniswagen, de lijnbus en de verkeerslichten. Er is geen vuilniswagen, er is geen lijnbus en alle verkeerslichten blijven op groen. Je komt te vroeg en zit twintig minuten op een parking in je auto te koekeloeren. Dat vind ik ook vervelend, belachelijk, seutig ….

Onbehagen is het gevoel dat ik in een bepaalde kringwinkel krijg, telkens ik er binnen loop. Ik had het er al eerder over, maar het is er alleen maar erger op geworden.

Er overvalt me dan een gevoel van -tja, ik kan het niet anders noemen- onbehagen, onveiligheid, gevaar. Niet dat je gevaar lijfelijk moet nemen.

Maar kijk, er lopen daar meer medewerkers rond dan in andere kringwinkels in de regio. En eigenaardig en waarschijnlijk oorzaak van mijn gevoel, is wel dat ze, telkens ik iets bekijk, net daar moeten zijn om een pruts te verplaatsen. Bovendien bekijken ze mij als een wezen uit een rariteitenkabinet en grijnzen veelbetekenend naar elkaar.

Ik heb het ellendig voorgevoel dat ze me één van deze dagen zouden durven betichten dat ik steel. Zo lijkt het wel, zo gecontroleerd en bespied ik me daar voel. Soms denk ik: “ik laat mijn hobbezak in de auto”, soms denk ik: “ik neem mijn handtas niet mee”. Meestal denk ik: “Foert!” Ze doen maar.

Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt, ook niet de eerste winkel. Ooit beschreef ik het hier al over een voorval in een Veritas winkel. Daar gaan we niet meer binnen. En ook dàt was niet de eerste keer.

Maar als mijn voorgevoel ooit moest uitkomen, dan komt er politie bij, al moest ik diegene zijn die ze er contacteer.

Uitgelichte afbeelding:

    Gegenereerd met Artificiële Intelligentie – Image Creator in Bing (aangepast voor uitgelichte afbeeldingen).



Oefeningen voor de hersenen

Waarom zou ik het niet over baanwielrennen hebben als ik daar zin in heb? Mja, dat vraag ik me nu eigenlijk ook af.

Er is, om te beginnen, een hemelsbreed verschil met het bekijken op de piste zelf tegenover wat de TV voorschotelt, want eerlijk gezegd zie ik daar ook enkel maar rondfietsende mannen en geen logica. Op de piste zelf kan je zélf beslissen waar je kijkt en wat je volgt.

Het Kuipke is dan toch weer wat anders, de renners zijn niet echt landgebonden, er zijn twaalf ploegen van twee renners en elke ploeg heeft een renner met een wit en een renner met een zwart nummer.

En daar begint het hersenwerk. Want om te kunnen weten wat er gebeurt moet je weten wie wie is. Maar hoe begin je daaraan met onderstaande lijstje voor ogen.

(Lees verder onder de afbeelding)

Vorige keer begon ik bij een goudkleurige helm. Dat was de Olympische kampioen Omnium en Benjamin Thomas met Fabio Van den Bossche.

Als ze bij de voorstelling heel luid: Lindsay De Vylder (sommige reporters zeggen De Vilder, andere zeggen De Vijlder) en Robbe Ghys roepen bij de twee renners met het mooie mauve truitje dan doop je die ploeg “De Belgen” al zijn er nog meer Belgen natuurlijk.

En “Van Schip” in een mooi turkooizen truitje? Dat worden onmiddellijk “De Nederlanders” al zeg ik het met het schielijk verboden “Hollanders”, al waren er nog meer Hollanders.

De Fransen dragen zwart en dat is iets te gemakkelijkheid te benoemen met “De Fransen” maar omwille van het vorige jaar wordt dat dan “Julien” of het nu Julien is of zijn compagnon, het doet er niet toe.

Soms zijn namen zo verleidelijk om te gebruiken. Vorig jaar had ik de heel gemakkelijke naam Tim Thorn Teutenberg, die was er dit jaar niet. Maar er waren wel Havik en Hoppezak. Zeg nu zelf. Mooier kan je het toch niet bedenken. En dan zit ik daar met een vest die ik zelf “Mijn hobbezak noem”. Jammer genoeg is Havik met ziekte uitgevallen.

Duitsland, een heel ander paar mouwen, herkenbaar omdat één van beide renners veel groter was en er dus veel imposanter uitzag dan al die lichtgewichten. Maar hij heette geen Tim Tom Teutenberg, pas achteraf noteerde ik dat hij Klugge (kloeke) of Rheinhardt heette.

En je had de ploeg van Jules, knalgeel en opvallend.

Verder heb ik er me eigenlijk niet in verdiept.

Waarom ik dat nù vertel? De kogel is door de kerk. De beslissing is gevallen. We gaan dit jaar niet naar ’t Kuipke.

De voorbij week bekeek ik de ticket corner nog eens en vond nog enkel plaatsen op woensdag, wat ons niet zinde, op plaatsen die ons ook niet zinden.

In mijn zakken gezeten

Om één of andere reden trek ik dat aan. Dat zijn dan van die situaties waarvan je niet weet wat je er moet van denken, die ik me uiteindelijk niet aantrek, maar die ik wel aantrek.

Dat gaat dan zo:

Op een erg regenachtige dag, die zo regenachtig is dat ik mijn oude(re) vest, van toen ik een paar tientallen kilo’s meer woog, aantrek omdat ik die graag aantrek maar ook omdat ik die vest ook over mijn fototoestel en mijn sjakosj kan dragen. Zo ruim is die en die heeft erg ruime zakken ook, maar ja oversized is mode blijkbaar en ik laat die sowieso toch open hangen.

Wij lopen een museum binnen en ondanks ik normaal gezien altijd een tijdsslot reserveer, dat nog nooit nodig was, heb ik dat nu niet gedaan omdat we ’s morgens nog niet wisten of we de regen zouden trotseren. Nu hadden we dus wel een tijdsslot nodig, maar we mogen een uur later al -terug- komen. We krijgen onze tickets maar we moeten wel nog bij het binnenlopen onze museumpas laten scannen.

We lopen even bij De Slegte binnen en gaan ergens iets drinken.

Als we terug in het museum komen staat er een hele rij aan te schuiven en staat een andere zaalwachtster de goede gang in het oog te houden. Ze ziet me en komt als gebeten op mij af, begint iets te zeggen over mijn vest waarop ik reageer dat ik die wel in de vestiaire zal hangen maar dat ik eerst aan de kassa wil passeren om die museumpas te laten scannen -eigenlijk wil ik wel zeker zijn dat we nu wél binnen kunnen- en haal mijn hand uit mijn rechter zak waarin ik de tickets vast heb.

Zij komt dichter en ik zie haar handen jeuken, ze kijkt tussen de open ritssluiting door onder mijn jas naar fototoestel en handtas, maar houdt toch maar haar handen thuis.

Dan lijkt het of ze begint te snuffelen, haar neus zit ter hoogte van mijn boezem, op enige afstand weliswaar, en beweegt richting mijn linker zak. Daar heb ik geen hand in zitten en daar zit verder ook niks in.

En dan zeg ik, half geamuseerd en half geambeteerd: “Ge moogt in mijn zak kijken, als ’t dat is dat ge wilt” en daar schrikt ze zelf toch wat van. Ze trekt zich terug en zegt, half vergoelijkend: “Ja, uwe museumpas zult ge wel bij hebben”.

Maar die zit niet in mijn zak, die zit in mijn telefoon. Maar daar heeft dat mens toch geen zaken mee zeker.

En dan vraag ik me af: “Wat is hier nu eigenlijk juist gebeurd? Wat is hier nu aan de hand?”

Want weet je, die hele rij vóór ons, die hadden allemaal hun jas, vest en/of mantel nog aan.

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén