Ooit, lang geleden toen we nog dagelijks naar de beenhouwer moesten om ons vlees, was het de gewoonte dat je je bestelling niet ineens opgaf, maar stapsgewijs, waarna de beenhouwer dan vroeg: “Dat zal ’t zijn?” of “Is dat alles?” Dat was normaal. Of beter: dat vonden wij toch normaal.
Nu hebben we die gewoonte niet meer en kan diezelfde vraag nogal raar overkomen als je in een cafetaria een koffie en iets fris gaat drinken.
Die keer, in september, aan de Bostalsee, vond ik het zelfs licht arrogant. Het was in de namiddag, te laat en/of te vroeg om te eten. Hij noteerde de bestelling en vroeg: “Is dat alles?” Okee, er lag geen klemtoon op die verkeerde intenties zou aantonen, maar de vraag zat me wat dwars. Luc vond het een gewone vraag en verwees naar de beenhouwer, ik vond het toen toch wat opdringerig.
Nog zo een voorval, in Aachen. We gingen een koffie drinken in de stad, voor we naar de auto terug gingen. Omwille van zijn toenmalige rugpijn zette Luc zich al op het terras en ging ik bestellen, zoals gewoonlijk: een koffie en iets fris. “Wollen Sie keine Kuchen?” vroeg ze, met haar blik de standaard met taart aanwijzend en weer met die licht afkeurende ondertoon.
Ik bedankte gewoon, ik ga niet aan iedereen een uitleg doen over een maximum van 1.200kcal.
Maar dan bedenk ik, dat ik, bij het schrijven dezes, enkel deze twee voorvallen voor ogen heb, dus zal het me bij andere zaken niet opgevallen zijn. Zodoende vraag ik me af of ik toch geen beetje gelijk heb, dat ze bij beide voorgaande voorvallen toch wel licht arrogant ontstemd waren over onze -volgens hen ontoereikende- bestelling.