Zaterdag, Amke en Ella, Sunparks zwemmen. Veel valt daar niet over te vertellen. Dat is gewoon twee uur plezant.
Tot op het ogenblik dat er geopperd wordt om het water uit te gaan. Dan willen ze nog eens op die schuifaf².
Dat komt goed uit. Ik heb langer werk om mijn haar te wassen dan zij -met zo een coupe– en ik ben ook al zo snel niet aangekleed dan zij. Ik ging dus al maar douchen.
En aan die douche, daar stond er toch ene in zijn zwembroek te telefoneren zeker. Hij liep wat heen en weer, keek af en toe mijn richting uit om te zien of ik wel zag hoe belangrijk hij daar liep te wezen.
Ik zag hem wel, voor zover ik geen shampoo in mijn ogen had, maar ik vond hem niet belangrijk, eerder een zielig manneke die onmisbaarheid moest voorwenden.
Waar ik aan dacht, was aan de mogelijke vrouw die in het water zat te ploeteren met een uk of twee, die zich afvroegen waar hunne papa wel bleef.
Ingebeeld hoor, ik kende die man niet, maar ik herken wel het type. Alles moet wijken als ze een oproep krijgen. Misschien had hij wel zelf gebeld.
Dan mag hij nog honderd keer kijken alsof de evenaar door zijn navel loopt, hij imponeert mij niet.
Echt belangrijk ben je niet als je nog niet ongestoord een uurtje kan gaan zwemmen.