Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Tag: “I” op mijn voorhoofd

Die Hütte

Op de tweede dag, hadden we een wandeling op de planning staan die ons langs de Ruhrquelle zou leiden.

Dan zien we het parkje met infoborden en bankjes voor ons opduiken …

Daar staan twee fietsers en ze dralen en kijken naar de bomen en zoeken iets. Ons blijkbaar.

Ze vragen ons waar ze de Rurhquellenhütte kunnen vinden. Luc zegt dat we zelf toeristen zijn. Ik zeg dat we dat niet weten. Ze houden vol.

 

Want zeg nu zelf, daar lopen er zo twee los in dat bos en die zouden niet weten waar “zij” naartoe moeten om die Ruhrquellenhütte te vinden.

Als wij verder willen gaan, verwijzen we hen naar de parking, 100m verderop, waar een groter infobord staat.

Ergens tussendoor heeft die vrouw me nog wel laten verstaan dat ze wel hoorde dat we geen Duitsers waren.

Later, op de derde dag hebben we die Ruhrquellenhütte wel gezien in het voorbij rijden en we vonden het geen reden om te stoppen.

____________________
1 Ruhrquellenhütte

De sleutel

Het was nieuw. Het was verrassend en verontrustend. We moesten niet inchecken, dat hadden we online al gedaan. En de sleutel? Die zat in de app en als die groen was konden we gewoon het huisje in.

Ik houd mijn telefoon voor het slot, druk op de sleutel, mijn telefoon -of was het het slot- bromt, ik draai het slot los en sta binnen.

En dan deel ik de sleutel met Luc. Ook dat lukte zonder dat we ervoor naar de receptie moesten.

En we installeren ons …

“Er wordt op de ruit geklopt” zegt Luc. En ja, daar staat een vrouw te wenken dat ik moet komen.

Als ik de deur open zegt ze dat ze de buren zijn en het slot niet open krijgen. En al stond er in de e-mail dat je in dat geval de receptie kon contacteren, vraagt ze of ik hen wil helpen.

Maar die man wil zijn telefoon niet loslaten -wat ik ergens begrijp- maar hij luistert niet naar mijn uitleg, houdt die telefoon veel te schuin, staat hardnekkig op die toets te drukken, wacht niet lang genoeg en ergert zich. Kort gezegd, hij maakt iets dat poepsimpel is, hopeloos ingewikkeld.

Die vrouw, die achter mij staat, spreekt er één van de wegenwerkers -die daar doende zijn met een paar herstellingen- op aan, die met een handzwaai aangeeft dat hij daar niks van weet.

Ik denk dan dat je, als je geholpen wil worden, niet moeilijk moet gaan gaan doen en wil al weggaan en hen in hun sop gaar laten koken, als ik de brom van het slot hoor en de man kijkt alsof hij het warm water heeft uitgevonden.

Zonder woorden gaan ze hun huisje binnen, wij het onze, ook zonder woorden. Ach, waarschijnlijk waren zij ook duf van een lange rit.

Maar wat wel overblijft is het onbehaaglijk gevoel dat je te kijk zit, met die twee kleine raampjes aan de voorzijde, het grote vensterraam/deur aan de zijkant en de kleine raampjes aan de achterzijde.

We hebben gedurende ons volledige verblijf de overgordijnen van die raampjes aan de voorzijde dicht gelaten omdat we het gevoel haten van op straat te zitten.

De ontploffing

Uiteindelijk zijn we niet naar Plugstreet 14-18 experience gereden. We hadden op tijd gezien dat het veel met film- en geluidsfragmenten te maken had en daar hebben wij dus een probleem.

Wat zouden we dan wél doen vóór de namiddagwandeling in Wijtschate? Luc opperde het Museum van de Wielersport in Roeselare.

Eens daar, wachtte ik Luc op die zijn mondmasker in de auto vergeten had. En ik zag ze komen. Op een hele trottoir zonder volk wisten ze zich een plaats te bemachtigen op geen 2m van mij en gingen zo luid babbelen dat ik moeite moest doen om ze niet te verstaan. Niet horen was al helemaal onmogelijk.

Ik ging wat verder staan. Maar daar kwamen er nog twee. En instinctief voelde ik aan dat er miserie op komst was.

Ik maande Luc met mijn hand achter mijn rug aan om wat haast te maken.

Aan de kassa overhandigden wij onze museumpas en de dame begon die … en daar kwam miserie met grote stap binnen, onderbrak de vrouw en begon over één of ander over parking en parkeren en problemen en …

“Waarom moet óns dat altijd overkomen?” fluisterde Luc. Ik haalde mijn schouders op. Soms denk ik dat de “I” op mijn voorhoofd even goed “Idioot” -maar dan één die te verwaarlozen is- kan willen zeggen.

Luc probeerde, hij zei: “Mevrouw, excuseer …”

De dame die onze museumpassen had was gegeneerd, maar mogelijk had miserie een hogere functie of zo want die bleef maar doorgaan over één of ander over parking en parkeren en problemen en … de dame met onze museumpassen bleef maar luisteren en kon er geen speld tussen krijgen.

En toen gebeurde het. Luc ontplofte, zoals hij het zelf noemde, en dat terwijl ik toch de meer explosieve van ons beiden ben. Denk nu niet dat ik een kort lontje heb. Neen, maar als de druppel te veel de emmer doet overlopen, tja … Luc is een pak groter dan ik, zijn emmer wellicht ook.

Hij zette een forse stap voorwaarts en zei nogal bozig dat wij nog een hele planning wilden afwerken en dat wij nú echt wel naar binnen wilden. Waar miserie naartoe is geschoten, ik weet het niet.

Ik probeerde eerst te sussen maar hé … Luc had gelijk. Iemand die achter ons komt, die gaat gewoon achter ons zijn of haar beurt afwachten.

Ik zei dan ook, ten overvloede -stel dat ze zou denken dat ik Luc ongelijk gaf- dat het op deze manier wel leek of wij er helemaal niks toe deden.

We zijn binnen geraakt, we zijn buiten geraakt maar van het geplande “eens naar de T-shirts kijken” in het bijhorend winkelgedeelte is niks in huis gekomen. “Ik wil naar huis” zei ik, eens terug bij de auto gekomen.

De wandeling in Wijtschate maakte dat de bittere nasmaak wat naar de achtergrond verhuisde. Die wandeling was echt wel de moeite waard. En het was ook tijdens deze wandeling dat we opperden dat drie dagen wel erg weinig was.

En dan moest de avond nog komen …

La navette

Ergens, op onze bestemming aangekomen, auto netjes geparkeerd zodat ik ongestoord in de koffer zou kunnen stappen -de porta potti staat daar, weet je wel- komt er een man, die net van het openbaar vervoer is gestapt, kijkt rond en stapt resoluut onze richting uit.

Ik denk: “Dat kan nu toch niet wààr zijn zeker?”

Het is wel waar.

Hij moet ergens naartoe en er zou een navette ingelegd worden. Weten wij daar iets van?

Wij zeggen dat, als er een navette moet komen, hij toch nog even moet wachten, de navette zou namelijk pas een uur later voorzien zijn, volgens zijn zeggen.

De man gelooft ons niet. Hij blijft staan. Ik trek de achterdeur van de auto open en haal mijn gerief er uit.

Zijn ogen rollen uit hun kassen. Hij vraagt of dat onze auto is.

Natuurlijk is dat onze auto. Maar oh … hij dacht dat dat de navette was. Maar hij blijft wel staan.

“Ik ga kijken of de sanitairen open zijn” zeg ik wat gepikeerd tegen Luc.

Maar er is niks open, zelfs het etablissement nog niet.

Nu stap ík resoluut op onze auto af, negeer Lucs vragende ogen en zeg: “Meneer, kan u wat verder gaan staan, ik wil gebruik maken van mijn eigen sanitaire voorzieningen in mijn eigen koffer”.

Achteraf vroeg ik me af of ik het niet te bruut had gezegd en ben hem even gaan bedanken

Oh, wat haat ik die “I” op mijn voorhoofd.

Haal die “I” van mijn voorhoofd

Er was een tijd, lang geleden, toen het me nog niet opgevallen was en het me niet stoorde.

Maar na verloop begon het op te vallen, heel erg op te vallen zelfs. Wij kunnen geen poot buiten zetten of er moet ene of andere een inlichting hebben en voor één of andere reden denken ze dat wij het antwoord kennen.

Soms loopt het goed af, is iedereen content, zoals lang geleden, de mensen op de trein.

Soms worden ze boos omdat we het niet weten, niet kennen en niet kunnen antwoorden.

Zo was er die keer in Whitley Bay, waar twee trezen -zoals ik ze toen beschreef- aan ons, toevallige passanten, kwamen vragen welke metro zij moesten nemen.

Zo was er de keer in Bokrijk op de parking.

En ik ben echt niet verder gaan zoeken om nog meer voorbeelden te vinden. Het plaatje is duidelijk, denk ik.

Het valt zo frequent voor dat ik haast rechtsomkeer maak als ik iemand mijn richting uit zie komen.

Zo gebeurde het dat wij aankwamen bij het huisje dat we hadden gehuurd en even stonden te wachten omdat we wat te vroeg waren. Luc ging al een rondje maken rond het huisje en ik bleef van permanentie buiten de poort. Met mijn fototoestel in de hand trachtte ik enkele foto’s in de omgeving te nemen.

De camionette draaide het hoekje om en stopte … tussen mij en die poort. Hij stapte niet uit om me te begroeten noch haalde hij een sleutel boven en ineens begrijpend dacht ik: “Hij zal toch niet …”

Jawel, jawel, jawel!

Hij draaide de ruit naar beneden en vroeg of ik geen hele dikke man had gezien in een zwarte jeep. Ik zei van “neen” en zei dat ik zelf op iemand stond te wachten, waarop hij inpikte met: “op een dikke man in een zwarte jeep”. Ik zei opnieuw “neen” en hij ging verder: “maar allee madam, een echt dikke man” en hij toonde met zijn handen een omvang tot zelfs rond zijn stuur. Ik besloot maar wat dwars te gaan doen en telkens te negeren wat hij vroeg of zei. Maar wat een aanhouder en wat een ondervragingstechniek.

Ontsnappen zat er niet in. Ik kon daar niet weg. En hij wou daar niet weg.

Maakt nu iemand zich dezelfde bedenking als ik deed? Als ik een zwarte jeep zou gezien hebben, zou ik dan kunnen zien of er een dikke man aan het stuur zat? Of: als ik een zwarte jeep zou gezien hebben, voor welke reden zou ik dan “neen” zeggen?

De temperatuur begon enorm snel te stijgen, ik kreeg het echt te warm van errezze en dat zou zich vertaald hebben in een kortaf geblaft: “hoepel op” of iets in die trant, als Luc niet op dat moment de poort uit gekomen was en zei: “Je hebt je mondmasker niet voor”.

De vent schakelde en reed verder. Hij bleef kriskras door de dreven rijden maar vertraagde telkens als hij in de buurt kwam waar ik nog steeds op wacht stond. Maar deze keer stond ik wél aan de kant van de poort.

Dit hele gedoe heeft maximaal tien minuten geduurd, maar achteraf gezien was het eigenlijk wel verdacht, vervelend, ambetant en storend.

Nog iemand een woord voor?

Waarom weten wij nu alles niet

Het staat hier al meer vermeld dat ik me afvraag of één van ons beiden soms de “I” van informatie ergens op mijn of zijn voorhoofd heeft staan.

Er wordt ons dus altijd om raad en informatie gevraagd tot op het irritante af.

Als je met twee in Whitley Bay naar die infoborden van die metro staat te kijken, ongeïnteresseerd weliswaar omdat je geen zin meer hebt om nog wat rond te gaan rijden om te eten, en er komen zo twee trezen je vragen welke metro ze moeten pakken … du-uh …

Eigenlijk hebben ze dan geluk dat wij zo een brave mensen zijn, anders zouden ze zo eens op een verkeerde plaats kunnen uitkomen. Het toppunt? Het wordt ons zelfs niet in dank afgenomen dat we durven zeggen dat we dat niet weten omdat we geen Whitley Bayers zijn.

Net zomin als dat kieken dat daarna aan Luc een sigaret kwam vragen. Dat overkwam hem ook al eens in Liège Guillemins, weet je nog? (Zou dat nu door die Axe komen?) Die geloofde hem ook niet toen hij zei dat hij niet rookt.

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén