Het was in mijnen tijd, die ondertussen ook wel de ouwen tijd kan genoemd worden, de gewoonte dat bij een toekomstig kleinkind, de grootouders in hun portemonnee sprongen en alles voorzagen wat zo een nieuwe wereldburger zou kunnen gebruiken.

Verder was het in die tijd ook de gewoonte dat die spullen dan doorgegeven werden voor nakomelingen van broers en zussen, wat betekent dat het mogelijk kon zijn dat zo een tien jaar na de geboorte van Zoon, Broer ineens kon zeggen dat mijn kinderbed en het park -nu babybox geheten- bij hem in de serre stonden en of ik dat wou komen halen. Al het andere had de stormen des levens niet overleefd.

In dat houten bedje heeft Ella nog geslapen, toen ze hier in het begin logeerden, maar niet lang.

Dat houten kinderbedje en dat houten park stonden hier dus op de boekenkamer herinneringen op te roepen en stof te vergaren.

Bij mijn laatste grote opruimactie, nu een paar maanden terug, besloot ik dat het nu toch wel tijd werd om er afscheid van te nemen. We namen ze mee naar een Kringwinkel.

Het kinderbed wilden ze wel, maar dat park niet. En hij vervolgde dat de mensen nu toch anders met hun kinderen omsprongen … voorzichtiger vooral … en hij keek me met ontzette ogen aan.

Ik was als van de bliksem getroffen en voelde me plots bekeken als kindermishandelaar en zeggen dat Zoon er enkel – dik tegen zijn goesting- in zat terwijl ik ging strijken en dat mijn dochter er niet uit wou.

We laadden het park weer in de auto en namen het weer mee naar huis.

Niet zo lang geleden vertelde ik dat voorval aan iemand die me zei dat ik dat aan een instantie hier -die spullen voor moeders verzamelt- kon geven. Ik denk er niet aan.

Het staat nu op onze zolder, onder een wit laken, herinneringen op te roepen -zij het nu ook een minder toffe- en stof te vergaren en ik denk dat diegene die het ooit, na mijn verscheiden, op die zolder vindt er misschien mee naar een antiquair kan trekken.