Wel ja, ik zal het stampede-verhaal vertellen, mogelijk voor de tweede keer, maar het zij zo.
Dat we soms eens bij Zoon op de dieren gaan passen weet iedereen al, veronderstel ik. Dat gaat over een hond die Nitro heet, een kat die Murphy heet en sedert Zoons verhuizing, net voor covid ons in de greep kreeg, ook een paar paarden. Ze zijn met meer dan 2, ze zijn met minder dan 10.
Omdat het uitkuisen van de stallen toch een wat zware korvee is, komt er iemand om dat te doen tijdens de dagen dat wij daar zijn.
Paarden hebben een rangorde. De baas is het majestatische zwarte paard, de laagste in rang is het oude witte paard, waarover gisteren sprake en waarvan ik de nevelige foto van hierboven ook al als uitgelichte afbeelding gebruikte bij een ander log.
Ergens vorig jaar in de winterperiode, toen de paarden ook niet op de wei mochten, kwamen Luc en ik terug van een wandeling en zagen we dat het oude paard op de achterste wei stond.
We hadden er geen benul van hoe die daar kwam, maar na navragen bij Querida achteraf bleek dat paard een trukske te kennen om via een buikrol(?) over die afspanningslijnen te geraken.
Dus, ik wil die uit de wei, terug in de paddock, halen. Ik neem een lijn en stap via de voorste wei naar de achterste, waar dat paard staat.
Luc gaat niet mee. Luc komt nooit in de buurt van de paarden. Hij kijkt wel of alles goed gaat … van buiten de poort.
En dan gebeurt er van alles ineens, de tijdelijke hulp komt aan en begint naar het buikrollende paard te rennen.
Het zwarte paard raakt in alle staten en jaagt de overige paarden op. Ik bevind me op dat moment op ongeveer 1,5m van de afsluiting en -gezien de helling van het terrein- ongeveer een halve meter lager.
Dat wil zeggen dat die paarden net naast mij heen en weer galopperen, wat echt een spectaculair zicht was en ik sta in volle bewondering toe te kijken. Het majestatische paard galoppeert met een imposante statigheid om stil van te worden, gevolgd door … tja, haar gevolg.
Maar dan realiseer ik me dat de tijdelijke hulp meermaals haar naam roept en haar aanmaant tot kalmte en ik vrees dat dat haar nog meer opzweept en beslis het witte paard te laten waar het is. Ze zal haar avondmaal niet laten staan.
En ja, inderdaad, de paarden worden rustiger als we de wei uit lopen.
Ik kijk naar Luc en zie hem, doodsbleek en met verschrikte ogen, naar mij kijken. Hij zegt: “Weet jij wel hoe dichtbij die kwamen?” Euh neen, eigenlijk niet. Pas als hij dat zegt realiseer ik me dat.
Hij zegt: “Heb je jezelf al eens bekeken?” Euh neen, eigenlijk niet. Pas als hij dat zegt realiseer ik me dat ik van kop tot teen onder de modder zit.
Wat later sta ik fris gedoucht met propere kleren aan, naar buiten naar de paarden te kijken als Luc zegt: “Dat was gevaarlijk”.
Was het dat? Gevaarlijk? Ik weet het niet. Tot op heden vind ik die situatie van toen niet echt gevaarlijk, eerder een prachtig schouwspel en een avontuur om op terug te kijken.
Daarover zijn Luc en ik het nog altijd niet eens.