Toen we vorig jaar in januari een midweek in Sunparks in Vielsalm zaten, hebben de weerberichten het de hele duur van onze mini vakantie over komende sneeuw gehad. Hij kwam, die sneeuw, en wel op onze laatste avond en nacht aldaar en dat met alle gladde gevolgen van dien.
Dit jaar geen Vielsalm maar Kempense Meren. En weer hoorden en lazen we niets anders dan weerberichten over winterprikken en vriestemperaturen en winterprikken met winterse buien en winterprikken met sneeuwtapijten en stormen die de ergste zouden worden van de laatste 50 jaar. En oh, de winterprik zou in het Antwerpse echt wel eens voor heel veel problemen op de weg gaan zorgen. En je moest echt de spitsuren vermijden en als het niet nodig was moest je zelfs niet gaan rijden.
Het werd niet echt kouder en die sneeuw, die werd voorzien voor donderdagavond, bleek ergens een aansluiting te hebben gemist en zou donderdagnacht komen. En op vrijdagochtend lag er een geen sneeuw maar tegen tien uur zou het overal sneeuwen. We zagen een beetje poedersuiker hier en daar tussen het gras, maar sneeuw?
En toen las ik, tijdens de rit, dat het uiteindelijk in het Antwerpse nogal meeviel, maar dat het zuiden van Limburg onder een sneeuwtapijt lag.
Ergens bijna in Sint-Truiden hadden we inderdaad een velletje sneeuw op de linker rijstrook en op de rechter waren er in zo een velletje al een paar bandensporen te zien en dat over zegge en spreke maximum 5 hele kilometers! Over een winterse situatie gesproken!
Richting Landen had het zo precies niet gesneeuwd. Er scheen zelfs de zon.
Zitten die nu allemaal doodsbang gewoon de anderen op stang te jagen?
“Weet je waar ik nu eens een hekel aan heb?” vroeg Luc. Ik kon niet zo onmiddellijk iets bedenken en ik keek dan ook vragend terug.
“Aan het woord: winterprik” zei hij.