Er was een tijd, lang geleden, toen het me nog niet opgevallen was en het me niet stoorde.
Maar na verloop begon het op te vallen, heel erg op te vallen zelfs. Wij kunnen geen poot buiten zetten of er moet ene of andere een inlichting hebben en voor één of andere reden denken ze dat wij het antwoord kennen.
Soms loopt het goed af, is iedereen content, zoals lang geleden, de mensen op de trein.
Soms worden ze boos omdat we het niet weten, niet kennen en niet kunnen antwoorden.
Zo was er die keer in Whitley Bay, waar twee trezen -zoals ik ze toen beschreef- aan ons, toevallige passanten, kwamen vragen welke metro zij moesten nemen.
Zo was er de keer in Bokrijk op de parking.
En ik ben echt niet verder gaan zoeken om nog meer voorbeelden te vinden. Het plaatje is duidelijk, denk ik.
Het valt zo frequent voor dat ik haast rechtsomkeer maak als ik iemand mijn richting uit zie komen.
Zo gebeurde het dat wij aankwamen bij het huisje dat we hadden gehuurd en even stonden te wachten omdat we wat te vroeg waren. Luc ging al een rondje maken rond het huisje en ik bleef van permanentie buiten de poort. Met mijn fototoestel in de hand trachtte ik enkele foto’s in de omgeving te nemen.
De camionette draaide het hoekje om en stopte … tussen mij en die poort. Hij stapte niet uit om me te begroeten noch haalde hij een sleutel boven en ineens begrijpend dacht ik: “Hij zal toch niet …”
Jawel, jawel, jawel!
Hij draaide de ruit naar beneden en vroeg of ik geen hele dikke man had gezien in een zwarte jeep. Ik zei van “neen” en zei dat ik zelf op iemand stond te wachten, waarop hij inpikte met: “op een dikke man in een zwarte jeep”. Ik zei opnieuw “neen” en hij ging verder: “maar allee madam, een echt dikke man” en hij toonde met zijn handen een omvang tot zelfs rond zijn stuur. Ik besloot maar wat dwars te gaan doen en telkens te negeren wat hij vroeg of zei. Maar wat een aanhouder en wat een ondervragingstechniek.
Ontsnappen zat er niet in. Ik kon daar niet weg. En hij wou daar niet weg.
Maakt nu iemand zich dezelfde bedenking als ik deed? Als ik een zwarte jeep zou gezien hebben, zou ik dan kunnen zien of er een dikke man aan het stuur zat? Of: als ik een zwarte jeep zou gezien hebben, voor welke reden zou ik dan “neen” zeggen?
De temperatuur begon enorm snel te stijgen, ik kreeg het echt te warm van errezze en dat zou zich vertaald hebben in een kortaf geblaft: “hoepel op” of iets in die trant, als Luc niet op dat moment de poort uit gekomen was en zei: “Je hebt je mondmasker niet voor”.
De vent schakelde en reed verder. Hij bleef kriskras door de dreven rijden maar vertraagde telkens als hij in de buurt kwam waar ik nog steeds op wacht stond. Maar deze keer stond ik wél aan de kant van de poort.
Dit hele gedoe heeft maximaal tien minuten geduurd, maar achteraf gezien was het eigenlijk wel verdacht, vervelend, ambetant en storend.
Nog iemand een woord voor?