Het is zalig om de vogeltjes op ons koerke bezig te zien. Het brengt echt wel leven in de brouwerij, een tableau vivant.
Anders wordt het, als je niet alleen kijker bent maar ook meespeler. Want het kan gebeuren dat ik mijn wandelschoenen moet afborstelen of de was ga ophangen.
Dan wordt dat tableau vivant ineens een solo-zangstuk van de grote Tsjip.
Ergens in de klimop begint hij al snel en dat gaat zo:
Tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip …
Ik weet wel dat hij zijn hele huishouwen en familie en aangetrouwde familie wil verwittigen dat ik er ben en dus niet te vertrouwen ben aangezien ik niet diegene ben die de voedselvoorraad aanvult.
Bij het borstelen van mijn tweede wandelschoen begint het wat eentonig te worden, bij het ophangen van de 75ste sok, na het ophangen van 35 washandjes -iedereen weet toch nog dat ik al zei dat enige lichte overdrijving mij niet vreemd is bij bepaalde logs- gaat het irriteren.
Omdat vogelkes -zelfs de grote Tsjip- mij niet moeten irriteren ga ik solidair zijn en ga mee in zijn gezang in de hoop dat hij dan gaat stoppen. De tekst is eenvoudig, de beat simpel. Het gaat van:
Tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip … tsjip …
Hij stopt niet en ik meen voetstappen te horen op het trottoir. Ik stop met tsjippen. Er passeert niemand. Is die iemand gegeneerd en vreest die dat ik me gegeneerd zou voelen als ik weet dat ik gehoord werd? Ik weet het niet.
Maar in elk geval, de grote Tsjip … hij tsjipt dan door. Die geneert zich niet.