Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Auteur: ms (Page 56 of 427)

De telefoonstoring

Vorig jaar, 17 maart om precies te zijn, liepen we in de Eifel te wandelen, als plots mijn telefoon tilt slaat, van toeten noch blazen weet en wij plompverloren naar vier mogelijke wegen staan te kijken, aangegeven op een houten wegwijzer. Er staan dan wel bordjes van de wandeling ook, maar die lijken me niet bepaald betrouwbaar.

We hebben dan maar de richting Sassen gekozen. Daar kenden we de weg. En we zijn het gemiste deel dan maar van de andere kant gaan bekijken.

Dit jaar willen we die wandeling nu wel eens goed gaan doen. Voor alle veiligheid bestudeer ik de kaart op voorhand en zie dat dat bordje toch niet zo verkeerd stond.

Op hetzelfde punt als vorig jaar aangekomen, is mijn telefoonscherm zwart. Compleet zwart. Wat een bizar toeval is me dat.

We volgen dus nu het bordje en zouden aan een weiher moeten uitkomen. Dat doen we niet. Ik haal er Lucs telefoon bij, die ik eerst nog een beetje moet instellen en googel de weiher. De telefoon zegt: “Je bent er”. Midden in het bos? En geen bordje? Ik heb dan maar Center Parcs’ adres ingegeven en we kwamen goed terecht.

Dan ga ik googelen en vind dit:


En dat, dat had ik ooit nog al gezien. Vorig jaar misschien?

Nu gaan we die wandeling een volgende keer wéér doen, opnieuw tot het goed zit. Want die weiher? Daar zijn we, volgens mijn Runtastic, net naast gelopen. Wellicht moesten we het kapot gereden spoor tussen de bomen genomen hebben.

En ik zal de vermoedelijke boosdoener goed in het snotje houden. Maar waarom laat die Lucs telefoon dan met rust?

Kleur in het veld

Kind zijnde stond er bij ons thuis een vaas met plastieken bloemen. Mijn moeder zei dat het korenbloemen en kollebloemen waren.

De korenbloemen stonden meestal tussen het graan. Ze zijn lang verdwenen geweest maar komen nu -gelukkig maar- terug meer en meer voor.

De kollebloemen stonden en staan een beetje overal. Ik heb ze mijn hele kindertijd wel degelijk zo genoemd. Later pas ging ik ze klaprozen noemen.

Waarom toch?

Mocht ik nu, in een Kringwinkel of rommelmarkt, een boekeeke plastieken klaprozen en korenbloemen vinden, kitcherig of niet, ik bracht ze mee.

Wegens wegenwerken

Er was eens de auto die niet op de oprit stond
Verontruste vogels sch…ten voor het volle pond
En Luc boende en wreef
Beetje recht, beetje scheef
Tot hij die voorruit weer acceptabel proper vond

[© ms – 24 mei 2023]

De heldhaftige en de angsthaas

We wandelden. Dat doen we wel meer. We gingen, voor de verandering maar eens de Pepijnwandeling doen. Die is 9km lang en passeert langs de Platte tombe, een Gallo-Romeinse grafheuvel.

Dan slaan we zo een verharde veldweg in en we krijgen onmiddellijk achtervolgers: een man met een kleine hond die netjes naast de man dribbelt met zijn korte pootjes. Het is dan ook een doddige ruwharige teckel.

De man, met stevige stap, stapt ons stevig voorbij … zonder hond. Ik kijk om en ja. Ik versta een beetje honds en weet dus dat het beestje bang is van de grote man naast mij. Dat hadden we al meer. Kleine kindjes die bang opkijken en honden die zouden aanvallen van de schrik.

“Hij volgt niet” waarschuw ik de man, die zich omdraait en verbaasd zijn hond bekijkt, die compleet weigerachtig is om ons voorbij te lopen. Na een paar vergeefse aanmaningen lijnt de man de hond dan maar aan.

De korte pootjes dribbelen in overdrive als ze ons passeren en schichtige blikken hangen aan onze schenen.

Eens voorbij maakt de man de lijn terug los, maar nu dribbelen de korte pootjes wel vooruit maar staat het kopke met argwanende blikken op achteruit. Hij vertrouwt het niet.

En dan plots, om zijn ego op te peppen gaat hij efkes de kant opzoeken voor een sanitaire stop inclusief pootje heffen. De man dringt aan om voort te maken, want wij komen er weer aan. En met een air van je-m’en-fou” waggelt hij, in vertraagd tempo, de weg over.

En dan besluit ik dat ik er over wil bloggen en zeg: “Nu neem ik toch een foto” en dat doe ik.

(Lees verder onder de foto)

Nu komt er toch, geen kilometer verder, een haas, uit een hol, het pad opgelopen, krijgt ons in het snotje, gaat er als een haas vandoor en gaat ons, wat verder in het grasland, met een air van je-m’en-fou” zitten observeren.

En dan besluit ik dat ik die bij in dat log van die heldhaftige kan vermelden en zeg: “Nu neem ik toch een foto” en dat doe ik.

(Lees verder onder de foto)

En toen dacht ik: “Jongens, laat het nu wel wezen, want als we nog zo een rare tegenkomen, wordt mijn titel te lang.

Vier dagen Eifel

Ja, ik weet dat er mensen afkerig tegenover die parken staan. Sommigen zeggen het zelfs. Mij niet gelaten. Wij gaan niet voor de activiteiten die die parken aanbieden, al gaan we daar soms wel eens zwemmen. Aqua Mundo is er nu eenmaal voor iets.

Neen, wij nemen zo een park als basiskamp, zoals Luc dat noemt. De Nederlandse vrouw op de boekenmarkt, aan wie ik over de meevaller vertelde, bleek dat dan ook zo te doen. Maar zij noemt dat dan de uitvalsbasis. Ze toonde me foto’s van uitstappen die ze al deden. Maar zij heeft het meer voor Landal. Daar waren wij nog niet.

Het voorbije -verlengde- weekend werd dus een wandelweekend in de Eifel.

En wat een meevaller met het weer. Volop zon, 22 à 23°. Echt T-shirt weer. Ik had wel een short ook mee, maar dat deed ik dan maar niet. Er zaten al prik- en bijtbeestjes ook.

Over deze vakantie ga ik dus niet zo veel vertellen. We wandelden. Daarmee is zoveel als alles gezegd. En wat hebben we genoten. De Eifel in lentetooi zagen we nog zo vaak niet.

Meestal gaan we in de herfst of het vroege voorjaar. Dan zijn die parken nog in rust. De zomer zou ons te druk zijn. Maar nu met dat prachtige zomers weer in een geweldig mooie Eifel zou ik wel durven overleggen om daar nog eens een verblijf te boeken, maar dan niet in een park waar het dan te druk zou zijn.

Over het park zelf ga ik het niet hebben. Het was een mooi kado en ik wil wel van de mooie herinneringen nagenieten zonder er een stijve recensie van te maken.

Dat mooie weer? Dat veranderde toen we maandag tussen Gerolstein en Prüm in een hevig onweer geraakten en daarna terug in de algemene grijzigheid terechtkwamen.

(Lees verder onder de foto’s) pske van mske:

    Foto’s “Het warme welkom” en “De innerlijke mens” zijn van Luc.

    Wie meer foto’s wil zien, kan ze nu op “In Beeld” bekijken.

    Filmke van Luc : Ulmener Maar Stollen.



Mei is lekker wegwezen

Tussen onze voorbije mini-mei-vakantie in de Oostkantons, in de eerste helft van de maand, en de komende driedaagse bij de Kempense Meren in Mol, zo tegen het eind van de maand, hadden we een paar rustige weken.

We hadden een boekenverkoop -om te bezoeken en te snuisteren- vorige zaterdag en een dagske Antwerpen met een bezoek aan de Hofkamer op de voorbije zondag voorzien.

Twee vakanties zo kort na elkaar hadden me al aan het peinzen gezet over wat ik het toch nog op het blog kon hebben.

En toen, op de voorlaatste dag van ons verblijf in de Oostkantons kwam een e-mail die me van mijn sokken blies. Een e-mail van Center Parcs Eifel. Dat is een park dat sterk mijn voorkeur geniet omwille van de streek en de geweldige wandelingen die je er kan maken. Maar dat park was al haast een jaar dicht wegens vernieuwingen.

Dus nu kwam er die e-mail met een uitnodiging. Het park ging terug open en wij werden uitgenodigd voor een proefverblijf. Jawel. Pardaf en precies tussen beide mini-vakanties in kwam het zich nestelen. Vanaf vorige vrijdag tot en met gisteren.

Ik dacht aan bedrog, aan phising, aan oplichters. Ik vertelde het aan Luc. Luc dacht aan bedrog, aan phising, aan oplichters.

Eens thuis stuurde ik schoorvoetend een e-mail met een vraag over de voorwaarden en kreeg prompt een out of office reply. Ziede wel?

Een uur later kwam er een e-mail met een antwoord van een collega, die mijn e-mail doorgestuurd had gekregen, en die kwam wel degelijk van Center Parcs Eifel zelf.

Ondertussen had Luc ook niet stil gezeten en had gegoogeld én gevonden. Op een Center Parcs forum vertelde iemand iets gelijkaardig maar dan over het park in Parijs ergens in het verleden.

We hebben én boekenverkoop én hofkamer van de agenda gegooid en zijn vertrokken.

Zoals Luc het verwoordde: “Voor die ene keer dat wij iets krijgen”.



Mensjes kijken

Je hebt mensen die graag mensjes kijken. Daar heb ik niks tegen. Doe ik het? Of doe ik het niet? Eigenlijk weet ik dat niet goed. Meestal moet iemand al heel erg opvallen -fel mauve broek en fluo oranje bloes met een hoed met een pluim, of zoiets- eer ik die eens nader ga bekijken.

Wat ik nooit doe is met iemand lachen, tenzij het er om gedaan is. Ik heb daar mijn redenen voor.

Het stoort me dus als ik ergens voorbijloop, ze me aankijken, elkaar bekijken en dan samenzweerderig beginnen te lachen. Ik voel -met de nadruk op “voel”- me al niet moeders mooiste en heb daar echt geen bevestiging voor nodig.

Het gebeurt niet zo vaak, maar nu was het zover. Ze bekeek mij, echt wel, en deed wat ik hierboven beschreef. Ik vroeg me af … Was het mijn paardenstaart? Was het mijn T-shirt met een tekstje, maar daar had ik een vestje over – net zoals zij trouwens.

Ik maakte mezelf wijs dat ik het me had ingebeeld, dat ze lachten om Lucs T-shirt. Maar het was niet grappig lachen geweest, het was dat stiekeme gemene.

Lucs T-shirt vraagt trouwens om er om te lachen. Hij heeft er wel meerdere. En mensen die dat grappig vinden, zeggen er meestal wel iets van. Zoals ooit op een schermtoernooi, of toen we iets gingen drinken in Villers-la-Ville.

Dat gebeurde ook al met mijn T-shirt met tekstje.

Mensjes kijken. Ieder zijn meugd. Maar ik voel -wééral “voel”- me liever niet de bekekene.

Straffe asem

Om het nu over een onnozel onderwerp te hebben, dit is er eentje.

Nu had ik het bijna geloofd. Bijna hé. Heel erg bijna. Doorheen de jaren heeft men getracht me wijs te maken dat een wasmachine wel degelijk sokken kan laten verdwijnen. Ik geloof(de) dat niet. Ik denk dat er iets anders de oorzaak van is.

Ik houd niet aan verdwijnende sokken bij het wassen. Ondanks een paar mislukte pogingen van Kulleprul, ons huisspook, verslijten mijn sokken liever dan te verdwijnen.

Maar nu had ik prijs! Ik had ze zelf in de wasmachine gestopt, ik had ze er zelf uitgehaald en bij het ophangen was er ene op de loop.

De -vermoedelijke- dader? De warmtepomp! Inderdaad. Ik heb die sok teruggevonden tegen de bloemenbak aan de andere kant van het koerke. Ik vermoed dat die uit de wasmand is geblazen.

Het dove luisterend oor

In een tijd van lang geleden, toen mijn oren nog hoorden, had ik dagen dat ik me ambetant en ellendig voelde omdat ik vond dat mijn oren een ietwat te veel gebruikt werden als luisterend oor.

Zo gebeurde het meermaals dat we, na een drukke werkdag iets wilden gaan drinken in de taverne. Zaten we aan de toog kwam er iemand naast mij zitten. En werkelijk, geen vijf minuten later, zat ik te luisteren naar de klaagzang van hun leven.

Ook wanneer we aan een tafeltje gingen zitten, kwamen mensen een praatje slaan maar mijn luisterend oor draaide op volle toeren en achteraf vertelde Luc me de andere nieuwtjes die hij had opgevangen.

Ik werd er een beetje moedeloos van. Was dat het enige waaraan ik me mocht verwachten als we uitgingen?

Nog langer geleden, op een personeelsfeest zaten ze aan die tafel te lachen, te bulderen, op hun billen te kletsen van plezier. En ik? Ik zat op de hoek met die ene die me zijn heel ellendige liefdesgeschiedenis tot en met zijn scheiding, van naadje tot draadje uit de doeken zat te doen.

En toen wist de baas toch triomfantelijk, de maandag daarna, te vertellen hoe geslaagd het feest wel was geweest, hoe we allemaal genoten hadden. Hij moest eens weten.

Nu horen mijn oren niet meer (zo goed) en hoorde ik die verhalen niet meer.

Maar toch, maar toch, zat ik ergens stillekes op mijn eentje in mijn hoekje aanwezig te zijn in afwachting van het nieuwe hoorapparaat, toen de vrouw rechtover ons informatie kwam vragen … aan mij. Luc snelde ter hulp, want die weet dat ik momenteel (bij het schrijven dezes) zo goed als doof ben.

Toen de echtgenoot er bij kwam, ging die vrouw al snel tegen mij alleen verder. Ik verwittigde dat ik zo goed als niks kon horen, maar ze ving aan met een ellenlang ellendig verhaal waarop ik enkel wat bromde, wat mummelde, wat knikte en zo tussendoor tot driemaal toe vertelde dat ik niet hoorde. Toen liet ze me een litteken zien. Ik zat ingesloten tussen mijn tafel, de muur en Luc en de man. Toen haar telefoon ging ben ik naar het sanitair gedeelte gevlucht.

Naderhand, toen het telefoontje afgelopen was, stond ik aan de verkeerde, zij het goeie kant.

Weet je, dat Tinnitus gaan opspelen is en ik de hele volgende dag last van overdruk in mijn hoofd heb gehad?

Weet je, dat ik de hele volgende dag zin heb gehad om te janken?

Weet je, dat ik -weegschaal zijnde- de hele dag heb geschommeld heb tussen me ellendig voelen omdat ik mezelf harteloos vond en me ellendig voelen omdat ik -weeral- enkel en alleen daarom goed genoeg bleek te zijn?

Weet je, dat ik zelfs niet meer weet hoe ik er onderuit moet komen?

Rommelbelevenis

Nu het rommelmarktseizoen zich weer stilaan in gang zet, gingen wij gisteren eens naar een grote. Gewoon om een kijkje te nemen, niet om er zelf te staan.

Het was er al overvol toen we toekwamen. Gelukkig was er net een auto vertrokken wiens parking wij konden overnemen.

Minder goed verging het een chauffeur die even het wandelpad opreed en gewoon in de beek sukkelde.

(Lees verder onder de foto)

Ondanks het relatieve vroege uur was het er al over de koppen lopen.

(Lees verder onder de foto)

Van al dat slenteren en snuisteren krijgt deze mens dorst en een ander (groter) mens grote nood. We stappen richting een terras. Dat zit vol, afgeladen vol. We willen dan maar binnen gaan zitten, maar jammer maar helaas, binnen is het gesloten, zo zegt men. En net dan schiet er een man van buiten naar binnen, recht de sanitairen in.

Ik ga dan maar buiten aan de lantaarnpaal gaan zitten staan wachten.

WAF!

Als Luc dan eindelijk buiten komt trekt hij dan wel geen gezicht als een donderwolk, maar het scheelt niet veel. “Die kerel zit daar nog op” zegt hij terwijl hij verder loopt.

Wat verder, nog een -klein- terras. Vol natuurlijk. “Ik kan dat ook” zegt Luc, loopt binnen en terwijl ik toch probeer iets te bestellen aan zo een sta-tafelke komt hij al terug buiten. “Voller dan vol” zegt hij en loopt verder. “Ik ga wel in de haag” zegt hij, lichtjes bozig. De enige haag die ik zie is de mensenhaag voor, links en rechts en achter mij.

En dan zien we een zo goed als leeg terras waar enkele mensen iets zitten te drinken. Maar waar is de ingang? Een poort? Maar die is vast met een ketting en een hangslot.

Als plots de deur opengaat en er enkele mensen buiten komen, zijn wij binnen en roept de serveuse: “Oh neen! Die deur moet op slot”. Op mijn vragen krijg ik volgende antwoorden:

  • Oh jawel, ze zijn wel degelijk open.
  • Oh jawel, wij mogen op dat terras iets drinken.
  • Ik moet niet bang zijn, ze zullen ons wel terug buiten laten.
  • Die deur moet op slot om niet overbevolkt te geraken.

Terwijl we daar zo zitten in het zonneke overweeg ik of we er geen koek of zo bij zouden nemen. Als er plots iemand over die poort roept wordt er geantwoord dat het terras volzet is.

(Lees verder onder de foto)

Mijn zin in een stuk koek was direct over. We hebben ons glas leeggedronken, zijn rechtgestaan, hebben afgerekend en kregen die deur niet los.

Dat zijn zij komen doen. En ik vroeg, zo wat grappend, of er soms een speciaal trucske voor was, waarop ze, ook wat grappend, ja heeft geantwoord.

Gelukkig heb ik me op die rommelmarkt een boek aangeschaft waar ik -weeral- enorm blij mee ben: enerzijds omdat het veel bezienswaardigheden in eigen land beschrijft en anderzijds omdat dat boek blijkbaar ook weer haast niet meer te krijgen is en het dus vele keren meer waard is dan wat ik er voor betaald heb.

Page 56 of 427

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén